WWII

In memory of those who fought for our freedom
Herinnering aan onze bevrijders

The last crossing


Het verhaal van Trooper Johnston en de Canadian Kangaroos
Deel 2: Finding Trooper Johnston; de zoektocht naar Henry
.
Door: Ivo Wilms

Voor regimentshistoricus Bill Miller begon de zoektocht naar Henry Johnston al in 1999. Voor de familie van Henry in 2012, toen zij tijdens een bezoek aan Groesbeek War Cemetery constateerden dat er helemaal geen graf was, maar dat hij op de muur der vermisten stond.

In 2012 hoorde ik voor het eerst over Trooper Johnston. Achteraf bleek dat het vruchteloze bezoek van de Johnstons aan Groesbeek War Cemetery de nodige mensen in Nederland had gemotiveerd om op zoek te gaan naar informatie over Henry. Zo kwam ik zo’n verzoek toevallig tegen op een internetforum. Het was echter pas in 2013 toen ik via Bill Miller meer over Trooper Johnston te weten kwam. Door een vraag over een andere, in Echt gesneuvelde, Kangaroo kwam ik te weten dat er tijdens operatie Blackcock drie dodelijke slachtoffers te betreuren vielen bij het regiment; Henry was daar één van. Ook het bijzondere verhaal over hoe Bill geïnteresseerd raakte in de Kangaroos kwam ter sprake. Het eerste contact was gelegd en geregeld werden er e-mails uitgewisseld. Ik besloot vanaf toen ook een poging te wagen om meer te weten te komen over wat er nou precies met Henry was gebeurd, want waarom had hij geen bekend graf en waar was hij precies gesneuveld? Later dat jaar ontving ik nog een informatiepakket uit Canada van Bill. Aan de hand van deze documenten kon ik uiteindelijk vaststellen dat het Baakhoven was waar Henry moest zijn gesneuveld. Gelet de manier waarop Henry sneuvelde, bestond het onderzoek daarbij met name uit veldonderzoek. Het was immers niet geheel onlogisch om aan te nemen dat de stoffelijke resten van Henry mogelijk nog ergens in of rond Baakhoven lagen.

In november 2014 bezocht ik een van de laatste reünies van het 1CACR in Toronto. Hier maakte ik ook voor het eerst persoonlijk kennis met Bill. Op de reünie waren slechts nog maar enkele veteranen en voor hen, de aanwezige familie en geïnteresseerden, gaf ik een korte presentatie over de eenheid tijdens operatie Blackcock en de drie dodelijke slachtoffers. De tijd vloog voorbij en voordat ik er erg in had, was alles alweer achter de rug. Enige tijd na thuiskomst bracht Bill me in contact met Gord Krebs, de schoonzoon van Ellen (Henry’s jongste kind). In mei 2015 zou de familie weer naar Nederland komen. Ellen met haar man en twee van hun dochters, waarvan een met haar man Gord.

Tijdens de onthulling van het oorlogsmonument in Sint Joost op 2 mei maakte ik kennis met de Johnstons. De familie werd ook uitgenodigd voor de jaarlijkse herdenkingsdienst in Echt op 4 mei. Daarna zou ik hen nog een dag over het voormalige slagveld rondgidsen en de plaatsen laten zien die van belang waren voor de acties van het 1CACR en de plek waar Henry (ongeveer) moest zijn gesneuveld. Hierbij werd dus ook een bezoek aan Baakhoven gebracht. We begonnen onze tour op de Britse militaire begraafplaats in Sittard en vervolgden vanuit daar de route die onze bevrijders 70 jaar eerder namen richting het noorden. Na een intensieve tour van 13 uur, was het alweer tijd om afscheid te nemen. Moe maar voldaan konden we allemaal terugkijken op een memorabele week met bijzondere gebeurtenissen. Daarna bleef het tot eind 2017 stil, hoewel achter de schermen de zoektocht naar Henry nog altijd doorging.

Eind 2017 nam amateurhistoricus Henk Penders uit Dieteren contact met mij op via de stichting (Stichting Oorlogserfgoed Midden-Limburg). Henk hield zich al enige tijd bezig met de geallieerde oorlogsslachteroffers in Dieteren, waar na de gevechten een noodbegraafplaats was ingericht bij de kerk. Hij was zijn onderzoek inmiddels aan het uitbreiden naar het zuidelijker gelegen plaatsje Baakhoven. Henk had een aantal vragen en op zondag 7 januari 2018 spraken we af bij mij thuis om het een en ander te bespreken over operatie Blackcock en de slachtoffers die daarbij te betreuren vielen.

Het gesprek ging al snel over een specifiek geval in Baakhoven. Henk had informatie gevonden over vier geallieerde veldgraven die in Baakhoven lagen. Een van deze graven was dat van een zekere Trooper Dyck, aldus het Graves Concentration Report Form dat Henk had gevonden. Een zoektocht naar het definitieve graf van deze Trooper, leverde Henk echter niets op. Uit navraag bij de Commonwealth War Graves Commission (CWGC) bleek dat de naam niet overeenkwam met die van een geregistreerd slachtoffer en de zoektocht liep al snel spaak. Toen Henk dit Graves Concentration Report Form aan mij liet zien, gingen gelijk alle alarmbellen rinkelen. Deze Trooper Dyck stond namelijk geregistreerd als zijnde militair bij het Canadian Armoured Corps. De enige eenheid die dit kon zijn, was het 1CACR. Maar ook de naam van een zekere Private Hall, die naast deze Trooper Dyck lag, kwam mij wel heel erg bekend voor.


Het Graves Concentration Report Form waarop de namen Dyck en Hall staan vermeld (op een soortgelijk formulier stonden de namen
van de twee andere slachtoffers; Walters en Green). Bron: CWGC



Ik herinnerde mij namelijk een foto van vier veldgraven die ik had liggen. De locatie hiervan was mij echter tot op dat moment nog altijd onbekend. We hebben de foto er meteen bij gepakt en daarop zagen we de naam Hall terugkomen als een van de gesneuvelden. Hiermee werd dus het bewijs geleverd dat de vier veldgraven op de foto hetzelfde waren als de vier veldgraven in Baakhoven die Henk had gevonden. Maar op de foto lag naast deze Private Hall helemaal geen Trooper Dyck, maar het graf van een ‘Unknown British Soldier’. We hadden nu dus ook bewijs dat deze Trooper Dyck aanvankelijk als onbekend Brits militair was begraven.


De foto van de vier veldgraven in Baakhoven. Rechts het graf van de ‘Unknown Br(itish) Soldier’, links ervan het graf van Private Hall die bij het 9th Durham Light Infantry diende. Links daarvan nog de graven van de Privates Green en Walters van het 1st/5th Queen’s Royal Regiment. De foto stond in een extra uitgave van ’t Waekblaad uit 2005 met het summiere bijschrift ‘Graven van Britse soldaten’. Later bleek de foto ook in het boek ‘Susteren Schrijft Geschiedenis’ van Evert en Piet Zits te staan (dat is dan ook de originele bron). We zijn overigens nog altijd op zoek naar de eigenaar van de originele foto.


Wat ook duidelijk werd, was dat op alle vier de graven de datum van 21 januari 1945 was vermeld, terwijl geen van de vier daadwerkelijk op de 21ste was gesneuveld (de slachtoffers vielen op 13, 14 en 17 januari). Dit gegeven, plus het feit dat de vier grafkruizen officiële kruizen van een Graves Registration Unit zijn, doen mij vermoeden dat de vier lichamen pas de 21ste zijn begraven en wel door een graveneenheid. Zij hebben dan ook klaarblijkelijk geen kennis gehad van de exacte datum waarop de vier slachtoffers sneuvelden. Het coördinaat van de veldgraven dat op het GCR-formulier stond, bleek niet te kloppen. Henk kon de exacte locatie van de graven achterhalen en het bleek dat deze in de tuin van de familie Vonken hebben gelegen.


De locatie van de vier veldgraven in Baakhoven volgens het GCR-formulier (1) en de daadwerkelijke locatie (2). Bron: Google Earth


Maar de naam Dyck op het formulier had ik ook al eens ergens gezien. Was dit dan toch een nieuw onbekend slachtoffer van het regiment, of zou dit onze vermiste man kunnen zijn? Op de Facebookpagina van het 1CACR kwam ik de naam Dyck alweer snel tegen: Trooper Jake Dyck, een lid van ‘A’ Squadron, 1CACR. Saillant detail: ‘A’ Squadron zat tijdens operatie Blackcock op de rechterflank van het operatiegebied. Het bijbehorende Graves Registration Report Form dat Henk had gevonden, stelde dat Trooper Dyck uiteindelijk op het Mook War Cemetery was herbegraven; samen met Private Hall. Echter stond op de definitieve grafsteen niet de naam van Trooper Dyck, maar ‘A Soldier of the 1939-1945 War, a Canadian Regiment, 21 January 1945, Known unto God’. Wat bleek: Trooper Dyck had de oorlog overleefd, dus hij kon het niet zijn geweest. Toen ik dit op die bewuste zondagavond allemaal bij elkaar optelde, kon dit maar één ding betekenen: De onbekende Canadese militair in Plot III, Rij B, Graf III, was de vermiste Trooper Henry George ‘Archie’ Johnston!


Het Graves Registration Report Form. Trooper Dyck wordt hierop vermeld als ‘Unknown Canadian Soldier’. Bron: CWGC


Tot deze conclusie kon worden gekomen door de volgende feiten:
  • - Het 1CACR was de enige Canadese gevechtseenheid die in dit deel van het operatiegebied ingezet was;
  • - Trooper Dyck diende ook bij het 1CACR, maar overleefde de oorlog;
  • - Trooper Johnston was de enige persoon van het 1CACR die nog vermist was, en hij was vermist geraakt tijdens operatie Blackcock, in Baakhoven;
  • - Operatie Blackcock kent ‘maar’ zeven vermisten: Zes Britten en één Canadees (Trooper Johnston);
  • - De locatie van het veldgraf komt overeen met de plek waar Trooper Johnston (ongeveer) sneuvelde en waar delen van het 1CACR zich die fatale avond bevonden;
  • - Het lichaam kon aanvankelijk niet worden geïdentificeerd. Dit komt overeen met de wijze waarop Trooper Johnston om het leven kwam, namelijk door een mortiergranaat die naast hem insloeg;
  • - Het lichaam is uiteindelijk weer herbegraven als een onbekende Canadese militair van een Canadees regiment. Er was dus wel voldoende bewijs dat het om een Canadese militair ging die bij een Canadees regiment diende.
Na deze spectaculaire ontdekking heb ik meteen Bill en Henk ingelicht over mijn bevindingen. Bill was stomverbaasd en deelde mijn conclusie. De vraag was toen alleen: Wat nu? Wat was er nodig om deze misvatting te rectificeren en bij welke instantie moet je daarvoor zijn? Ik contacteerde de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht hierover, maar kreeg te horen dat zij geen onbekende graven van het Brits Gemenebest onderzochten. De juiste instantie hiervoor was het Joint Casualty and Compassionate Centre (JCCC) in Innsworth. Iedereen die informatie had over de mogelijke identiteit van een onbekend graf, kon zijn bevindingen naar deze instantie sturen.

Bill had ondertussen contact gezocht met de CWGC en de Directorate of History and Heritage (DHH) over deze ontdekking. Dit bleek achteraf ook de juiste stap te zijn geweest. Zowel de CWGC en DHH startten vrijwel meteen een eigen onderzoek nadat Bill alle informatie naar hun had gestuurd. De CWGC wist ons ook te vertellen dat de aanvankelijke identificatie van de onbekende militair in het veldgraf (als zijnde Trooper Dyck) tot stand was gekomen door een zogenaamd identiteitsarmbandje (identity bracelet) dat op het lichaam was aangetroffen. Maar pas nadat zij contact hadden gezocht met de nabestaanden na de oorlog, bleek dat Trooper Dyck helemaal niet was gesneuveld en werd het lichaam opnieuw geëxhumeerd voor heridentificatie. De enige conclusies die toen getrokken konden worden, was dat het om een Canadese militair van een Canadees regiment moest gaan.


Trooper Jake Dyck. Niet gesneuveld in 1945, maar overleden in 2007. Bron: 1CACR Archive


Toen begon een lange periode van wachten. Dagen werden weken, weken werden maanden, en maanden werden zelfs jaren. Bijna drie jaar zou het uiteindelijk duren. Het dilemma was dat wij ondertussen kennis hadden van een belangrijke ontdekking, maar dit nog met niemand konden en mochten delen. Henry had op het moment van de ontdekking nog drie kinderen in leven, maar met de laatste geboren in 1944, waren dit ook niet meer de allerjongsten. Het zou dan ook bijzonder treurig zijn als dit nieuws hen niet meer op tijd zou bereiken.

In juni 2018 kregen we eindelijk voor het eerst goed nieuws: DHH had hun eigen onderzoek afgerond en de conclusie was hetzelfde als de mijne: Het was inderdaad Trooper Johnston. We hadden nu een stok achter de deur. DHH had het rapport ondertussen al naar de CWGC gestuurd, waar zij het moesten goedkeuren. Tot slot moest het dan nog naar JCCC Innsworth als laatste instantie. Bill en ik hadden echter al besloten dat we de familie zouden inlichten zodra er een officieel rapport was, en dat was er nu. We hadden toen al ruim een half jaar gewacht en we wilden ook niet langer wachten dan noodzakelijk. Eind juni 2018 reisde ik af naar Calgary, waar ik bij Bill en zijn vrouw logeerde. Het was een bijzondere reis en het was moeilijk voor te stellen dat iemand zijn gezin en deze mooie omgeving vrijwillig had achtergelaten om in het verre Europa te gaan vechten.

De familie van Henry wist op dit moment nog niks van dit alles af, enkel dat ik in het land was en bij Bill logeerde. We hadden afgesproken bij Ellen thuis voor een weerzien. De halve familie was er en het was een gezellige middag op de veranda met veel verhalen en herinneringen van hun reis naar Nederland drie jaar eerder. Toen het wat begon te regenen, gingen we naar binnen. Het perfecte moment om het nieuws te vertellen. Dat was natuurlijk een heel bijzonder moment. 73 Jaar nadat Henry vermist raakte, kwam dan eindelijk het nieuws dat hij was gevonden.


Ivo Wilms (l), Ellen Rowe – Johnston (m) en Bill Miller (r) met de foto van Henry. De dag dat we het nieuws bekendmaakten. Bron: Foto Gord Krebs


En daarmee hadden we onze plicht richting de familie gedaan. Na deze memorabele reis naar Canada zat er helaas weer niets anders op dan geduldig verder te wachten op de officiële instanties. Een half jaar na de reis naar Canada bereikte ons het droevige nieuws dat één van Henry’s dochters was overleden. Dit bevestigde voor ons dat we de juiste keuze hadden gemaakt om de familie alvast in te lichten. Na een lange periode van radiostilte kwam er aanvang 2020 dan eindelijk schot in de zaak. Ook in het Verenigd Koninkrijk waren ze er inmiddels van overtuigd dat het onbekende graf in Mook dat van Henry was en na twee jaar wachten werd de familie officieel ingelicht door DHH. De ‘rededication’ - het inwijden van de nieuwe grafsteen in Mook met alle egards – zou op 8 mei 2020 (VE-day, exact 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa) plaats moeten vinden. Via Veterans Affairs Canada zouden de twee dochters naar Nederland komen, waar zij vervolgens een druk schema van allerlei activiteiten in het kader van 75 jaar bevrijding zouden afwerken.

Maar helaas zou het nooit zover komen. De situatie rond Covid-19 werd steeds erger en medio maart werd duidelijk dat er sprake was van een ernstige pandemie. Alle plannen werden geannuleerd en de wereld kwam langzaam maar zeker stil te staan. Tot enkele weken geleden. Tegen het einde van oktober kwam DHH in Canada weer langzaam op gang. Er werd officiële toestemming gevraagd aan de familie om het nieuws openbaar te mogen maken, hetgeen op 2 november 2020 gebeurde. En zo kwam er ruim 75 jaar na de dood van Henry eindelijk officiële zekerheid. Het laatste ontbrekende puzzelstukje uit de bijzondere geschiedenis van de Canadian Kangaroos was hiermee gelegd.

En hiermee eindigt ook het relaas over Henry en hoe alles uiteindelijk op een druilerige zondagavond in januari 2018 toevallig samenkwam. Het is nu enkel nog wachten op het verloop van de pandemie en daarna kan de rededication in Mook eindelijk doorgang vinden. Dat zou dan het slotstuk zijn van de korte, maar indrukwekkende, geschiedenis van 1st Canadian Armoured Carrier Regiment.

Ter nagedachtenis aan Henry.


Sint Joost, 17 november 2020.

Gerelateerde links en documenten

- Lees hier deel 1 van dit artikel.

- Het verhaal over hoe de Johnston familie en Bill Miller elkaar vonden.

- Het officiële persbericht van de Canadese overheid.

- Een biografie van Henry Johnston.

- De Facebookpagina van het 1st Canadian Armour Carrier Regiment (Canadian Kangaroos).

- De Facebookpagina van Stichting Oorlogserfgoed Midden-Limburg.








Webmaster info@deetere.nl