Thei Meuffels vertelt


Thei Meuffels vertelt
In dit verslag geeft Thei ons een indruk van het vroegere Ophoven. Hij beschrijft zijn geboortegrond. Hij zegt iets over de leemafgravingen. Hij vertelt ons over het moeilijke maar soms ook gezellige leven van alledag. Hij vergeet hierbij de hem eigen anekdotes niet.
De periode loopt van zijn prilste jeugd, van voor, in en na de oorlog tot 1953. In dat jaar is hij in Dieteren komen wonen.

Thei Meuffels
Thei woont met zijn vrouw Mia in de Echterstraat 22, het laatste huis aan de rechterkant voor we de Langeakkersweg opgaan.
De boerderij waar Thei geboren is stond in Ophoven nr. 7, op de hoek van de Bellekeweg. Het bakhuis is alleen nog over van de oorspronkelijke gebouwen. Het tegenwoordige landhuis is nieuw gebouwd.
Het gezin had 10 kinderen. Jammer genoeg zijn 2 broers op jonge leeftijd(7 en 17 jaar) overleden. Een andere broer is in de oorlog opgepakt om in Duitsland te moeten werken, van hem heeft het gezin nooit meer iets gehoord.
Thei zegt dat ze met veel man op een klein boerderijtje woonden. Het is algemeen bekend dat bijna alle andere boerengezinnen uit die tijd in dezelfde situatie verkeerden. Ook de meeste andere mensen hadden het niet te breed, als ze al werk hadden. Iedere aanvulling op het inkomen was dan ook meer dan welkom. Het was een tijd van zich weten te behelpen met de middelen die men had. Met deze middelen ging men noodgedwongen niet altijd even verstandig om.

Het waren andere tijden
Ophoven

In het Ophoven van toen waren 7 gezinnen met 40 schoolgaande kinderen. Nu zijn er nog steeds 7 gezinnen en deze hebben 21 kinderen, van 4 tot 24. Vroeger betekende schoolgaand dat je nog niet oud genoeg(± 13 jaar) was om te gaan werken. Thei en zijn leeftijdgenoten gingen door weer en wind in Echt op klompen naar school.

De Molenbeek
Op enige afstand van Ophoven tegen het kanaal is een sluis die uit 4 delen bestaat. Deze sluis regelde de watertoevoer van de Echter Molenbeek. Om de vrijdag moest de vader van Thei de andere helft van de sluis openzetten. Dit was nodig om vastzitten te voorkomen. ’s Zaterdags sloot hij de sluizen weer. Als het goed weer was kon vader onderlangs het kanaal over het pad fietsen, bij slecht weer moest hij over de verharde dijk gaan. Het was geen zwaar werk. Als de sluisdeur eenmaal een beetje geopend was ging het bijna vanzelf. Je hoefde dan nauwelijks aan de ketting te trekken. Vader moest wel de kettingen meenemen. Hij is dit weleens vergeten te doen en toen waren de kettingen bij terugkomst dan ook verdwenen.
Dicht bij de boerderij stond op de Molenbeek de stenen sluis uit 1866. Het was een controlesluis voor de doorstroom. Deze sluis hoefde alleen bediend te worden als de weersomstandigheden dit vereisten. Vader kreeg voor het bedienen van de sluizen een maandelijkse vergoeding van fl. 7,50, een mooi bedrag voor die tijd.
Het afvalwater van de Ursulinen en van de meisjesschool Angela was direct aangesloten op de Molenbeek. Het wekelijks doorspoelen van de Molenbeek moest dit afvalwater afvoeren. In die tijd loosden de mijnen kolenslik in de beken. De extra doorstroom iedere week ging aanslibben van dit slik zo veel mogelijk tegen. De Molenbeek stond via de duiker onder het kanaal bij de slagmolen in verbinding met de Oude Maas en uiteindelijk kwam alles bij Stevensweert in de Maas terecht.

De boeren en de afgravingen
Links en rechts voor Ophoven en ook rechts van de Bellekeweg naar Echt liggen de weilanden lager dan de weg. Dit is het gevolg van de leemafgravingen die hier voor de pannenfabriek de Valk hebben plaats gevonden.
De afgravingen betekenden voor de boeren directe inkomsten. Het contante geld woog voor hen zwaarder dan de nadelige gevolgen van de afgravingen. Door het wegnemen van de vochtige leemlaag kwam de teellaag op de ondergrond van zand of kiezel te liggen. Deze onderste laag hield het water niet vast waardoor de erboven gelegen teellaag te snel uitdroogde. Het gevolg was een veel slechtere oogst dan voorheen. De boeren hadden vaak geen andere keuze dan de leem te verkopen. Ze zagen daarna wel verder, alles wat het land dan aan oogst opbracht was meegenomen. Het was letterlijk en figuurlijk het ene gat met het andere vullen.

Thei en de afgravingen
Het was de taak van Thei de groos(grasmat) over een breedte van 2 à 3 meter steeds licht om te ploegen. Je moest niet te dik ploegen legde hij uit anders groeide de groos weer aan elkaar. Een voor die tijd enorme baggermachine groef de leem af. De werkmensen schepten de groos en de laag teelaarde in de ontstane kuil. Ze verdeelden deze en de machine deed zijn werk weer, zo schoven de afgravingen steeds op.

Enkele anekdotes
De zelf verdiende fits

Voor Thei waren de afgravingen een welkome gelegenheid om een fiets bij elkaar te verdienen. Hij kreeg fl.2,35 per uur, dat was voor de man het paard èn de ploeg. Toen hij fl.175,00 bij elkaar had stapte hij trots naar de fietsenzaak in Echt en bestelde de Empo in de etalage. Hij dacht dat hij de fiets meteen kon meenemen maar dat ging niet zonder meer. De handelaar vertrouwde het niet en ging eerst even bij Thei thuis aan om te vragen hoe het precies zat met die fiets.

“Mam, ze ète os alle erpel op”
In de begintijd hadden de werkmensen nog geen schaftkeet. Het was vanzelfsprekend dat ze bij Thei thuis schaftten. In de winter zetten ze `s morgens hun koffietuiten op een hoek van het fornuis om `s middags bij het schaften warme koffie te hebben. Als de varkensketel op stond haalden de werkmensen er weleens een klein aardappeltje uit. Thei zei dan:”Mam, ze ète os alle erpel op.”

“Jong dat höbste good gedoan”
Pap was eens aan het ploegen op de Koebrug en Thei moest hem de koffie brengen. Pap vroeg aan Thei het werk even over te nemen. De dertienjarige jongen had de handen vol aan het paard en de ploeg. De getrokken voor was dan ook navenant, om niet te zeggen zo krom als een zich. Pap zei desondanks: “Jong dat höbste good gedoan.” Dat hoorde Thei graag en aangemoedigd door vaders woorden werd hij spoedig een volleerd ploeger. Dat kwam hem goed van pas toen hij bij de afgravingen de groos zo dun mogelijk moest afploegen.

De oorlog
De bezetting

Op het platteland is de bezetting vrij rustig verlopen De boeren moesten wel een bepaalde hoeveelheid van de oogst aan de Duitsers afdragen maar de bezetter bezorgde hen geen al te grote overlast. Zoals Thei zegt: “het was allemaal wel minder maar het was nog te doen” De oorlog ging min of meer aan het platte land voorbij. Dat veranderde toen ook Ophoven vanaf eind september 1944 in het frontgebied kwam te liggen en de gevechtshandelingen zich vlakbij afspeelden. Thei zegt dat iedere dag geschoten werd en dat hij gesneuvelde soldaten in het veld heeft zien liggen.

de evacuatie
de opvangfamilie

Begin november heeft het Duitse gezag de bewoners van Ophoven bevel gegeven hun huizen te verlaten. De mensen werden ondergebracht in de Slek, St Joost, Montfort de Deelgaard en Posterholt. Het gezin Meuffels(8) kwam met paard en kar en een koe terecht in het Reutje bij Posterholt. Het nieuws van de aanwezigheid van de koe deed snel de ronde onder de vluchtelingen. Kort daarna klopte een jonge vader aan met een leeg kopje in de hand. Hij vroeg om een kop melk. Hij was gelukkig met een volle tas melk voor de baby.
De Van Heugtens(6) boden de familie Meuffels(8) onderdak. De onderlinge relaties waren harmonieus ondanks het groot aantal huisgenoten. Iedereen paste zich gauw aan en het ijs was snel gebroken. Na korte tijd al eek het wel een groot gezin met 2 vaders en 2 moeders. Thei is vol lof over de opvangfamilie Hij spreekt nog steeds van nonk Bert en tant Karlien. Nog jaren na de oorlog kwamen de beide families bij elkaar op de kermis.

de schansen
Nadat de Duitsers zich ten oosten van de Maas gegroepeerd hadden legden ze hier een aarde verdedigingsgordel aan. Deze gordel bestond uit een schanswerk van loopgraven, onderaardse commandoposten, bunkers en schuttersputten. Iedere werkloze Nederlander werd op bevel van de bezetter verplicht graafwerk aan de schansen te verrichten. De vader van Thei hoefde niet te graven omdat hij paard en kar had. Hiermee moest hij dennenpalen van het nabijgelegen bos naar het schanswerk brengen. De dennenpalen dienden ter versteviging van wat gegraven was. De verdedigingswerken en ook de gedwongen tewerkgestelden lagen voortdurend onder vuur van de geallieerden, hetzij door vliegtuigen hetzij door artilleriegeschut. Op zekere dag is vader met drie anderen gevlucht. In de winterkou hebben de 4 mannen zich overdag onder takkenbossen(schansenmijten) schuil weten te houden. ’s Avonds hadden ze een beetje bewegingsvrijheid. Familieleden brachten hen dan onder beschutting van de duisternis wat te eten.

Het paard en weer huiswaarts
Op een zekere morgen was het paard weg, uit de stal gehaald en meegenomen zo bleek. Moeder vond een briefje in de bus als bewijs dat het paard gevorderd was uit naam van het Duitse gezag. Enige tijd later kreeg moeder weer bericht van dezelfde overheid met de mededeling dat ze met het bewijsbriefje een paard in Paarlo kon komen halen. Thei is toen met zijn neef naar de aangegeven plaats in Paarlo gegaan om het vervangende trekdier op te halen.
De nieuwe aanwinst was niet te vergelijken met hun eigen paard. Het was een krakkemikkig beestje dat allerhande gebreken vertoonde. Het ergste hiervan was de roe, een jeukziekte. Het was ’s zomers zo erg dat het dier zich plotseling tussen de bomen van de kar of voor de ploeg liet vallen. Dit paard heeft het gezin tenslotte toch naar huis gebracht maar dat ging niet zo maar.
Posterholt was 24 februari bevrijd en de Amerikanen hadden over de Vlootbeek een tankbrug gelegd De brug bestond slechts uit 2 ijzeren banen met daartussen een opening. Gezien de opening was de gedachte eerst de kar over de brug duwen en dan het paard De kar duwen dat ging wel maar het paard was met geen mogelijkheid over de ijzeren brug te krijgen. Om het paard een vertrouwde ondergrond te geven werden niet al te dikke dennenpalen dwars over de 2 ijzeren banen gelegd. Het dier kon nu zonder angst over het hout lopen. De mannen moesten wel de kar terug duwen, het paard inspannen, de dennenpalen laden, afladen en ze provisorisch vastmaken op de 2 ijzeren banen. Eindelijk 2 dagen na de bevrijding was de klus geklaard en kon de reis huiswaarts met paard kar en koe beginnen.

De thuiskomst en het vliegveldje
Thei schat in dat hij met vader voor 1 maart in Ophoven is aangekomen.
Moeder en de dochters waren met een vrachtwagen al voorgegaan. Ze hebben op het Bovenste Eind bij een nicht gelogeerd terwijl Thei en vader het huis in Ophoven bewoonbaar maakten. Alle ruiten waren kapot, van het woonhuis waren veel pannen af en er zat een gat in het dak van de schuur. De pannen van de schuur die nog goed waren werden gebruikt om het dak van het huis zo goed mogelijk te repareren. Dankzij hulp van buren was het huis na 14 dagen enigszins bewoonbaar en had het gezin weer een eigen haard.
In Ophoven hadden de Amerikanen een klein vliegveldje aangelegd, het was bestemd voor 4 verkenningsvliegtuigjes. Ze stegen op en landden op roosters van draadwerk die afgedekt waren met matten die op kokosmatten leken; om ongehinderd te kunnen vliegen waren de hoogspanningsdraden boven het vliegveldje weg geschoten. Het vliegveldje was gelegen achter de schuur van Huisman, het terrein loopt daar iets op en is vlak . De soldaten sliepen in het huis van Huisman. Thei denkt dat het vliegveldje tot aan de zomer is blijven bestaan. Jammer genoeg is bij de heemkundevereniging in Echt nog niets bekend over het bestaan ervan.
Thei kan zich de koekjestrommels van de Amerikanen nog herinneren. De koekjes zaten in legerkleurige vierkante bussen van ongeveer 30 cm. met een rond deksel. De koekies smaakten overheerlijk.
Ook weet hij te vertellen dat de matten waar de vliegtuigen op landden nog jaren in hun huis hebben gelegen, ze waren onverslijtbaar. En ook de pinnen waarmee het draadwerk in de grond was bevestigd vonden na de oorlog een dankbaar hergebruik. Net zoals ander legermateriaal dat was achtergelaten, maar de koekies niet want die waren op.

Samenvatting
Thei vertelt ons een levensecht verhaal uit de periode vlak voor de oorlog, de evacuatie en het herbegin vlak na de oorlog. De mensen in deze periode hielpen elkaar, ze werkten hard maar kenden weinig welvaart. Ondanks de moeilijke tijd wisten ze zich te behelpen met wat ze hadden.
Bij dit alles hadden ze zin voor humor: ze konden om zichzelf lachen en met elkaar lachen, ze wilden ondanks alles de situatie ook van de zonnige kant zien.
Wat de evacuatie betreft gaat dit laatste niet meer op, humor bestond niet meer, er was niets meer om over te lachen met elkaar. De geëvacueerden waren verdreven van huis en haard. Ze waren vaak gedwongen te werk gesteld. Ze leefden in een uitzichtloze situatie van honger en ellende. Deze mensen waren nu nog meer dan voorheen op elkaar aangewezen. De eerste levensbehoeften beheersten volledig hun doen en denken.
Thei kan dan ook geen leuke anekdotes over de evacuatie vertellen. Het enig positieve wat hij over deze bewogen tijd kan vertellen is dat de familie Meuffels het zeer goed getroffen heeft met de opvangfamilie. Hij Is God hier nog steeds dankbaar voor.
Thei geeft ons met zijn ervaringen een aangrijpende indruk over de periode van vlak voor de oorlog tot ongeveer1953. Wat hij vertelt is voor velen van ons nauwelijks voor te stellen.
Thei, du bis bedank,

Jan Bus
Bronnen: Lei Theelen, Piet Baghus, Frans Schreurs, Lei Schulpen.










Webmaster info@deetere.nl