In de periode 2009-2012 is door stichting De Schakel een inventarisatie gemaakt van de priesters, broeders en zusters, die Dieteren vanaf 1800 heeft voortgebracht.
Van elk van hen is een levensbeschrijving gemaakt. Het betreft 17 priesters, 4 zusters en 1 broeder. Het verzamelen van informatie verliep niet altijd even
gemakkelijk met name waar het ging om personen, die geboren zijn in de 19e eeuw en geen familie meer hebben in ons dorp. Sommige levensbeschrijvingen zijn hierdoor
erg beknopt, van anderen daarentegen zijn heel veel gegevens beschikbaar. Er is ervoor gekozen om bij de vermelding uit te gaan van het jaar waarin iemand geboren
is.
Martinus Kusters 1806-1879
Martinus (Martin) Kusters of Custers werd geboren op 16 maart 1806 te Dieteren als zoon van Hermanus Josephus (Joseph) Kusters en Maria Gertrudis (Gertruid) van der
Straeten (zie ook gevelsteen Dieterdermolen). Martinus is vrijwel zeker in de molen geboren. Hij werd tot priester gewijd op 18 september 1828 te Luik en op 8
oktober 1828 benoemd tot kapelaan( vicarius) te Breust-Eijsden. Dit bleef hij tot 1837 . In dat jaar werd hij benoemd tot pastoor te Hulsberg, hetgeen hij bleef tot
aan zijn overlijden op 21 februari 1879 te Hulsberg. Op 22 oktober 1878 vierde hij in Hulsberg zijn Gouden Priesterjubileum. In het boek Zielzorgers in het Bisdom
Roermond van Jan Simonis wordt hij vermeld als de eerste pastoor van Hulsberg.
Mgr. Joseph Lijnen 1815-1882

Mgr. Joseph Lijnen, geboren te Dieteren op 17 augustus 1815. In 1841 werd hij benoemd tot Professor (leraar) aan het Bisschoppelijk College te Weert, waarschijnlijk
na zijn wijding tot (transeunt) diaken Op 24 september 1842 werd hij te Roermond tot priester gewijd. Hij bleef Professor aan het Bisschoppelijk College te Weert
totdat hij in 1847 als missionaris tezamen met Z.D.H. Mgr. P.M. Vrancken en Mgr. A.C. Claessens naar Nederlands Indië vertrok, alwaar hij op 15 februari 1848
aankwam. ( Het is waarschijnlijk dat zijn beide metgezellen pas in Nederlands Indië benoemd zijn tot bisschop resp. huisprelaat van Zijne Heiligheid de Paus).
In maart 1848 werd hij benoemd tot pastoor van Padang (op Sumatra), waar hij een nieuwe kerk bouwde. In 1858 werd hij benoemd tot pastoor van Samarang (huidige
spelwijze Semarang) op Java. Hij bracht het R.K. Weeshuis in Samarang tot grote bloei vooral dankzij de medewerking van de zusters Franciscanessen, aan wie hij de leiding van de wezen had toevertrouwd. Ook in
Samarang bouwde hij een nieuwe kerk. Paus Pius IX benoemd hem op 21 april 1866 tot “Eerekamerheer”, ofwel Huisprelaat van Zijne Heiligheid de Paus. Hij
was toen pas 51 jaar. In de periode oktober 1874 tot januari 1877 was hij als provicaris belast met het beheer van het apostolisch Vicariaat.
In het jaar van zijn overlijden zou hij naar Nederland terugkeren maar ziekte dwong hem van de lange scheepsreis af te zien. Hij overleed op 10 juni 1882 in Batavia
(het huidige Djakarta). Op verzoek van het kerkbestuur van Samarang werd zijn stoffelijk overschot op 15 juni 1882 van Batavia naar Samarang overgebracht en daar
plechtig begraven. Voor hem werd een mooi grafmonument opgericht waarvan een foto
suppl
hier is opgenomen. In Dieteren wordt hij geëerd met een marmeren plaquette
achter in de kerk en met de naar hem vernoemde Mgr. Lijnenstraat.
Meer informatie over Mgr. Joseph Lijnen kunt u lezen op
deze pagina.
Leonardus Penders 1850-1937

Leonardus Theodorus Hubertus Penders werd geboren te Dieteren op 21 januari 1850. Op 6 april 1878 werd hij in Roermond tot priester gewijd. Daarna werd hij benoemd
tot kapelaan in Nuth. 14 jaar later, in 1892 werd hij benoemd tot rector van Tungelroy, 1900 gevolgd door de benoeming tot pastoor in Pey. Tengevolge van een ongeval
waardoor zijn rechterarm geamputeerd moest worden zag hij zich genoodzaakt in 1909 ontslag te nemen. Hij ging in Heel wonen waar hij op 11 juni 1937 in de leeftijd van 87 jaar overleed.
Theodoor Lijnen 1854-1939

Theodorus Lijnen werd geboren op 2 juni 1854 te Dieteren. Op 3 oktober 1876 ging hij naar het Groot Seminarie. Op 7 juni 1879 werd hij tot diaken gewijd en op 13
maart 1880 te Roermond door mgr. Paredis tot priester. Op 28 maart 1880 droeg hij zijn eerste H. Mis op in de parochiekerk te Dieteren.
Na zijn priesterwijding werd hij benoemd tot kapelaan ( vicarius) in Zolder(B). Dat beleef hij tot in 1890, in welk jaar hij benoemd werd tot pastoor in
Martenslinde(B). 6 jaar later, in 1896, volgde zijn benoeming tot pastoor van Gingelom (B) nabij St.Truiden in Belgisch Limburg, waar hij bijna 40 jaar bleef. In
1903 werd hij benoemd tot pastoor-deken van Gingelom en tot deken van het dekenaat (decanus ejusdem districtus). In 1935 werd hij erekanunnik ( canonicus ad honores
ecclesiae cathedralis) van de kathedraal te Luik. Hij werd benoemd tot ridder in de Leopoldsorde hetgeen duidt op grote verdiensten ook op maatschappelijk terrein.
In 1935 ging hij op 81 jarige leeftijd met emeritaat en wonen bij zijn broer Gerard in de pastorie in Beverst wonen. Hij overleed op 26 juni 1939 te Beverst, thans
behorend tot de gemeente Bilzen in het zuiden van Belgisch Limburg, in de leeftijd van 84 jaar. Hij was toen maar liefst 59 jaar priester, waarvan 55 jaar in actieve
dienst.
Gerard Lijnen 1864-1949

Gerardus Hubertus (Gerard) Lijnen werd geboren op 28 november 1864 te Dieteren en op 22 maart 1890 te Luik tot priester gewijd. Daags erna, op 23 maart 1890 droeg
hij zijn eerste H. Mis op in de parochiekerk te Dieteren. Zijn eerste benoeming was die van kapelaan ( vicarius) in de St. Egidius- of St.Gillisparochie in Luik. In
1900 werd hij benoemd tot pastoor in Bruyères en in 1906 keerde hij terug naar de St. Egidiusparochie in Luik, nu als pastoor. Hij voelde zich kennelijk
uitstekend thuis in deze parochie, want pas vele jaren later, in 1933 volgende zijn laatste benoeming tot pastoor in Beverst, behorend tot de gemeente Bilzen. Daar
overleed hij na een rijk en lang priesterleven ( 58 jaar) op 30 januari 1949 . Hij werd evenals zijn broer Theodoor 84 jaar.
Willem Meuffels 1871-1943
Wilhelmus Johannes Meuffels werd geboren te Dieterenop 30 juni 1871 als zoon van Adolf Hubertus Meuffels en Barbara Lijnen. Hij ging voor priester studeren in
Wernhoutsburg, waar hij in 1885 aan het Seminarie werd ingeschreven als 109ste leerling. Op 7 september 1889 trad hij in Parijs in bij de Lazaristen. Tijdens zijn
noviciaat verbleef hij in 1890-91 een jaar in Wernhoutsburg voor rust. In 1893 ging hij weer naar Wernhoutsburg, waar hij zijn studie voortzette. Op 4 augustus 1895
werd hij in Breda tot priester gewijd en op 5 augustus droeg hij zijn eerste H.Mis op in de kapel van het Seminarie te Wernhout. Vanaf 1893 tot 1916 was hij docent (

professor) te Wernhout-Zundert ; in deze periode was hij ook provisor; niet bekend is hoelang. Hij bediende in Wernhoutsburg ook jarenlang de Kapel, waar de
douaniers en de mensen, die in de buurt van het Seminarie woonden, ter kerke gingen. Deze Kapel werd „gesloten” toen de parochie Wernhout werd opgericht.
Het verbod om te kerken in het Seminarie werd tijdens de 2e wereldoorlog weer opgeheven. Op 23 mei 1916 kreeg Willem Meuffels de opdracht om in Mariaveld-Susteren
een kerk te bouwen en een rectoraat te stichten. In het boekwerkje Mariaveld 1918-1978 lezen we dat “deze energieke priester vol enthousiasme zich aan zijn
zware taak zette, dat zijn levenswerk zou worden. Stad en land stroopte hij af- wat hem overigens goed lag- om de benodigde financiën bij elkaar te krijgen
.” De bouw verliep volgens plan en in 1918 kon de kerk in gebruik worden genomen. Willem Meuffels werd uiteraard de eerste rector en bleef dat tot 1930 in welk
jaar hij benoemd werd tot eerste rector te Parijs van alle katholieke Nederlanders in Frankrijk, de Mission Hollandaise. Hij bleef dat tot aan zijn dood op 16 juni
1943. Hij was toen bijna 72 jaar. Willem of voor de Fransen Guillaume werd op 19 juni 1943 begraven in de grafkelder van de Heren Lazaristen in Parijs op het kerkhof
Montparnasse. Op 21 november 1936 was hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Op het gedachtenisprentje wordt melding gemaakt van een Heerbroer en
Heerneven. De eerste is zijn broer Mathieu en de heerneven zijn Hubert en Martin Meuffels uit Susteren. Allen waren leden van de Congregatie der Missie, gesticht
door de H. Vincentius ofwel de Heren Lazaristen.
Mathieu Meuffels 1882- 1958
Mathias Johannes Baptist ( Johannes Mateo of Mathieu) Meuffels werd geboren te Dieteren op 4 juni 1882. Hij trad op 7 september in bij de Lazaristen en werd op 13
juni 1908 te Parijs tot priester gewijd. In datzelfde jaar ging hij naar Wernhoutsburg, waarschijnlijk eerst om zijn studie aldaar voort te zetten en later als
docent. In 1919 werd hij missionaris; zijn eerste standplaats was Santiago in Chili. Daar bleef hij niet lang. In 1926 werd hij benoemd tot docent aan het Seminarie
in La Paz in Bolivia. In 1926 keerde hij terug naar Santiago, waar hij negen jaar bleef. In 1935 werd hij benoemd tot docent aan de Apostolische school in Lima in
Peru. In 1942 kreeg hij een nieuwe benoeming in Peru, in Arequipa, als overste en in de zielzorg. Hij overleed op 13 maart 1958 te Arequipa en is waarschijnlijk
aldaar begraven. ( Peru).
Mathieu is een broer van Wilhelmus Johannes( Giel) Meuffels, geboren te Dieteren op 30 juni 1871, tot priester gewijd op 4 augustus 1895 te Breda en overleden op 16
juni 1943 te Parijs.
Zuster Josephita 1886-1972

Anna Lijnen werd geboren te Dieteren op 31 oktober 1886. Al vroeg gaf zij gehoor aan de roepstem van de Heer , vertrok uit de kring van familie en vrienden en stelde
zich in dienst van God en de medemens. Zij trad in bij de Kleine Zusters van de H. Jozef te Heerlen waar zij op 2 februari 1914 werd ingekleed en op 2 februari 1915
haar plechtige gelofte deed. De eeuwige professie volgde op 24 januari 1921.
Haar 57-jarig kloosterleven bracht zij in hoofdzaak door in Roermond, eerst in het seminarie en later in het St. Laurentiusziekenhuis. Aan het Seminarie te Roermond
was zij werkzaam van 10 februari 1914 tot 23 september 1930. Daarna volgde een kort verblijf in St. Anna te Heel tot 4 februari 1931, waarna een lange inzet volgde
in het ziekenhuis in Roermond, meer in het bijzonder in het Louisa pension, en wel tot 22 oktober 1968. Ze heeft altijd hard gewerkt in de bakkerij en in de
mangelkamer.
De laatste vier jaren van haar leven, vanaf 22 oktober 1968, bracht zij door in het klooster in Echt, waar zij zich kenmerkte door haar eenvoud en een natuurlijke
goedheid, die zij uitstraalde naar iedereen, die ze ontmoette. Na een ziekbed van slechts twee dagen overleed zij in het St.Antonius Gasthuis in Echt op 19 mei 1972.
Op 23 mei 1972 werd zij na de uitvaartdienst in de kapel van dit Gasthuis begraven op het kloosterkerkhof te Heel.
Zuster Maria Bernulfa 1903-1983

Maria Barbara Jessen werd geboren te Dieteren 27 juli 1903. Rond haar 18e jaar trad zij in bij de Congregatie der Zusters van Onze Lieve Vrouw aan de Venloseweg te
Tegelen, ter plaatse ook wel de Nieuwe Munt genoemd ter onderscheiding van het er achter gelegen klooster van de Zusters Benedictinessen van de Altijddurende
Aanbidding van het H.Sacrament , de Oude Munt. Zij legde de eeuwige geloften af op 25 augustus 1925 in Tegelen en nam de kloosternaam Maria Bernulfa aan. Haar hart
ging uit naar de kleuters. Zeer vele jaren heeft zij zich daarvoor ingezet met name in het kleuteronderwijs in Helmond. Zij overleed in de leeftijd van bijna 80 jaar
op 1 juni 1983 in het ziekenhuis in Helmond.
Eugène Meuffels 1911-1999
Eugène Meuffels werd geboren en gedoopt op 1 oktober 1911 te Dieteren aan de Zilstraat nr. 25. Het H. Vormsel ontving hij op 17 mei 1920.
Zijn opleiding filosofie en het 1e jaar theologie genoot hij bij de Kruisheren. Daarna trad Eugène in bij de congregatie van de Jozefieten, een Belgische
priestercongregatie, door kanunnik C. van Crombrugghe te Geraardsbergen gesticht in 1817. Tot de activiteiten van deze congregatie behoren onderwijs en missionering.
De patroon is, zoals te zien aan de naam, de H. Jozef. Het generalaat is gevestigd in Geraardsbergen (B). De regionaal overste verblijft momenteel in Melle (B). De
verkorte naam is C.J. hetgeen staat voor Congregatio (Patrum) Josephitarum.
Op 3 september 1934 werd hij postulant bij de Jozefieten en op 3 november 1934 begon hij aan zijn noviciaat. Op 4 november 1935 legde hij de eerste geloften af en op
26 december 1938 de eeuwige geloften. 26 december is- wellicht niet toevallig- de patroonheilige van zijn geboorteparochie, de H.Stefanus.

Na zijn studies waarschijnlijk te Leuven werd hij op 6 augustus 1939 tot priester gewijd te Leuven (B); hij nam de kloosternaam pater Thomas aan. Kort na zijn
wijding, op 13 augustus, droeg hij in de parochiekerk in Dieteren zijn 1e H. Mis op.
Na zijn wijding is hij in elk geval werkzaam geweest in het Sint-Jozefsinstituut te Geraardsbergen (B).
Na de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk vanaf 1948 was hij werkzaam voor Oostpriesterhulp in Duitsland: met een zgn. kapelwagen werd daar de Kerk bij de mensen
gebracht. Twintig grote opleggers uit Nederland, met een altaar achter openslaande deuren, slaapplaatsen voor de priesters, een tent voor de gelovigen en ruimte voor
levensmiddelen en kleren, trokken als rijdende kerken voor de circa 6 miljoen thuisloze katholieke Duitsers door Duitsland
Vanaf 28 april 1956 werd hij benoemd tot bouwpastoor in het bisdom Hildesheim, in de parochies Vörhem en Peine nabij Hannover. Op 20 mei 1958 werd hij
geïncardineerd in het bisdom Hildesheim. In 1964 waren de nieuwe kerken in beide
parochies klaar. Na zijn emeritaat vestigde hij zich in Beieren maar hij bleef daar slechts enkele jaren omdat hij er niet kon wennen. Hij ging wonen nabij Frankfurt
in Schwalbach am Taunus en overleed op 5 juni 1999 op 87 jarige leeftijd in Bad Soden am Taunus, waar hij ook begraven is.
NB. De stichter van Oostpriesterhulp, de zeer bekende norbertijner pater Werenfried Straaten, overleed op 31 januari 2003 ook in Bad Soden. De hoofdzetel van Kerk in
Nood /Oostpriesterhulp is gevestigd in het bij Frankfurt gelegen Königstein. De band met pater Werenfried is kennelijk steeds blijven bestaan.
Leo Meuffels 1911-1994
Johannes Leonardus ( Leo) Meuffels werd geboren te Dieteren op 10 augustus 1911. Evenals zijn beide heerooms Willem en Mathieu trad hij op 16 september 1932 te
Panningen in bij de Lazaristen , waar hij op 23 juli 1939 priester werd gewijd.

Direct na zijn priesterwijding vertrok hij in de begindagen van de tweede wereldoorlog als missionaris naar Brazilië. Hij was van 1939 tot 1941 werkzaam in
Fortaleza. Vervolgens werd hij benoemd in de parochie van de Lazaristen in Belém. In 1948 volgde een benoeming op het klein seminarie van Caicó en in
1949 in de bedevaartsplaats Sao José de Ribamar. Hij trok hier rond om zijn parochianen in de vele verspreid liggende dorpen te bezoeken. In 1954 keerde hij
terug naar Fortaleza als econoom.
In 1964 werd hij benoemd voor Recife in de functie van overste. Met een onderbreking van 3 jaar te Campina Grande werd de parochie van O.L.Vrouw van Zeven Smarten te
Recife zijn grote werkterrein. Hij bouwde er de kerk van di Beco do Quiabo, maar trok zich vooral het lot aan van de mensen in de sloppenwijken. Met steun van het
thuisfront in Dieteren kon hij veel arme mensen een stenen huis bezorgen. Al dit werk deed hij volhardend en trouw, ondanks het feit dat hij vele jaren aan
suikerziekte leed. Open wonden aan zijn been als gevolg van een ongeluk met zijn bromfiets dwongen hem in 1984 naar Nederland terug te keren. Vanuit het
kloosterbejaardenoord in Panningen bleef hij in voortdurend contact met „zijn” mensen in Recife, genoot van de bezoeken van zijn familie en was dankbaar
voor de verzorging die hij van het personeel ontving, waardoor hij vele crisissen in zijn gezondheid te boven kwam. De laatste maanden in „Elzenhorst” te
Horst was hij dankbaar voor alles wat men voor hem deed. Verlangend naar de dood ontsliep hij in stilte op 20 augustus 1994. Hij werd 83 jaar. Op 24 augustus werd
hij vanuit de kapel van het Missiehuis in Panningen begraven op „Heiderust”.
Leo Meuffels was een man van regelmaat. Dat kwam ten goede aan zijn gezondheid maar vooral aan zijn leven als priester, waarin de dagelijkse viering van de H.Mis,
het breviergebed en het bezoek aan het H. Sacrament een vaste plaats hadden. Leo was niet iemand die opviel maar met grote toewijding en ijver is hij ook vanuit
Nederland voor zijn armen in Recife blijven zorgen. Vanwege zijn tenger postuur werd hij in zijn geboortedorp het mager patertje genoemd.
Fons Jessen 1913-1997
Gerardus Alphonsus Hubertus (Fons) Jessen werd geboren te Dieteren op 29 augustus 1913. Hij trad in bij de Cisterciënzers te Achel ( de Trappisten van de
Achelse kluis) en werd tot priester gewijd op 20 oktober 1940 te ’s Hertogenbosch. Hij nam de kloosternaam pater Guido aan. Sinds augustus 1944 verbleef hij
met goedvinden van zijn overheid in Dieteren om zijn zieke moeder te verzorgen. Gedurende zijn verbleef in Dieteren assisteerde pater Jessen (zo was en bleef hij
bekend in zijn geboortedorp) de pastoor van Dieteren en gaf onder meer godsdienstles op de basisschool. In 1958 vroeg hij incardinatie aan in het bisdom Roermond,
welke hem na een proeftijd op 15 maart 1963 werd verleend. In 1959 ging hij pastoraal werk doen in Arcen als kapelaan. In 1964 werd hij benoemd tot pastoor van
Merselo hetgeen hij bleef tot hij in 1980 met emeritaat ging. Hij woonde vervolgens in Arcen, Blerick, kort in verzorgingstehuis St.Maarten in Born en daarna in
verpleeghuis Elzenhorst te Horst, alwaar hij overleed op 12 januari 1997. De uitvaartdienst gevolgd door de begrafenis op het parochiekerkhof vond plaats op 17
januari 1997 te Merselo.
Sef Penders 1913-2001

Josephus ( Sef) Penders werd geboren op 15 april 1913 te Dieteren. Op 9 maart 1940 werd hij in Roermond tot priester gewijd. Zijn eerste H.Mis droeg hij op Dieteren
op 24 maart 1940. Na zijn priesterwijding werd hij benoemd tot kapelaan in Haelen en in 1946 tot kapelaan in Meijel. In 1961 werd hij benoemd tot rector van het
rectoraat Onbevlekt Hart van Maria te Boekend-Blerick. In 1965 werd hij benoemd tot pastoor van Swartbroek hetgeen hij bleef tot aan zijn emeritaat in 1980. Hij ging
wonen in Heel en bleef tot 1998 zijn priesterlijke taken vervullen bij de Kleine Zusters van de H.Joseph te Heel. Hij overleed op 16 november 2001 te Roermond en
werd na de uitvaartdienst in de parochiekerk te Dieteren begraven op de parochiële begraafplaats aldaar.
De grote hobby van pastoor Joseph Penders was het verzamelen van bidprentjes en het uitzoeken van stamboomgegevens van families uit zijn geboortestreek. De enorme,
goedgeordende verzameling, die hij heeft opgebouwd is overgegaan naar zijn familie. Het beheer is inmiddels ondergebracht in een familiestichting.
Jan Lijnen 1917-1995
Johannes Gerardus ( Jan) Lijnen werd geboren in Dieteren op 16 december 1917. Zijn vader Theodorus, Leonardus ( Lei) Lijnen was landbouwer. Na zijn lagere school
volgde Jan de Ulo in Echt en daarna ging hij naar het Kruisherencollege te Maaseik voor de Humaniora. In augustus 1938 begon zijn noviciaat te Diest, gevolgd door de
filosofische studie in Achel en de theologie wederom in Diest. Op 27 juli 1944 werd hij in Leuven tot priester gewijd. Zijn eerste H.Mis in zijn geboortedorp liet
even op zich wachten; het was immers oorlogstijd. Met behulp van de bekende pater Willem
Sangers wist hij de Maas over te steken en Dieteren te bereiken, waar hij op 13 augustus zijn eerste plechtige H.Mis in zijn geboortedorp celebreerde. Terug in Diest

werd hij benoemd voor het retraitewerk en voor volksmissies. En dat werden er in korte tijd heel veel. In 1949, amper 5 jaar na zijn wijding werd pater Lijnen
gekozen tot prior van het klooster in Diest, een post die hij uiteindelijk twaalf jaar vervulde. Het klooster in Diest was toe aan een grondige renovatie. Onder zijn
leiding werd onder moeilijke omstandigheden een zodanige vernieuwbouw uitgevoerd dat de facto sprake was van een nieuw klooster. Kennelijk deed hij dat zo goed dat
hij in 1961 werd benoemd tot bouwpastoor van de nieuw te stichten Kruisparochie in Runkst-Hasselt. Er brak een tijd van hard werken aan. Geld bij elkaar bedelen,
preken om dit te bereiken, mensen vinden om de parochie mee op te bouwen. Een kleuterschool werd omgebouwd tot noodkerk. Maar hij slaagde erin om zowel een nieuwe
kerk als een aanpalend klooster te bouwen en een nieuwe parochiegemeenschap te vormen. Hij bleef pastoor tot oktober 1982; op zijn 65ste deed hij een stapje terug om
zich als kapelaan volledig aan de zielzorg te wijden. In 1991 trad hij om gezondheidsredenen met emeritaat. Op 31 juli 1994 mocht hij in de door hem gebouwde kerk in
Runkst-Hasselt zijn gouden priesterjubileum vieren omringd door zijn confraters, zijn familie en zijn parochianen. Op 2 januari 1995 overleed hij te Hasselt. Op zijn
gedachtenisprentje lezen wij onder meer het volgende: Pater Lijnen ...een persoonlijkheid die voor sommigen wat afschrikte…maar die voor hen die hem beter kenden een
man was met veel wijsheid…een priester met een hart…gevoelig, en meelevend met het lief en leed van zijn medebroeders, familie en parochianen…
Zuster Marie José 1919-2005
Anna Maria Meuffels werd geboren te Dieteren op 6 juli 1919. Zij bracht haar jeugdjaren in Dieteren door en werkte mee op de boerderij van haar vader en moeder,
samen met haar twee broers Jan en Wil en zussen Maria en Tiny.

Zij trad in bij de Liefdezusters van het Kostbaar Bloed te Koningsbosch, waar zij de eeuwige professie aflegde op 1 mei 1945. Zij volgde een opleiding tot
onderwijzeres en nadien logopedie en was werkzaam op diverse plekken waar de congregatie actief was, waaronder Goirle, Hengelo en laatstelijk in Sittard-Overhoven.
In deze plaats was zij naast onderwijzeres ook hoofd van de St. Jozefschool. Deze school was eerst een meisjesschool en nadien een gemengde school. Het kinderkoor
van deze school, waarvan zij dirigente was, was bekend in de regio Sittard en luisterde frequent de H. Missen op. Zij woonde en werkte vanuit het naast de school
gelegen klooster „Mariahof”.
Toen de congregatie kleiner werd en vergrijsde, besloot ze actief te zijn vanuit een thuissituatie. Zij ging wonen naast haar zus Tiny in Nieuwstadt. Zij bleef tot
haar pensioen hoofd van de St. Jozefschool te Sittard en was ook als logopediste werkzaam.
Kort na haar pensioendatum werd zij lid van de religieuzengroep „Ancora” van het bisdom Haarlem. Zij werd vrijwilliger bij de SOS-gebedslijn in Eindhoven
en adopteerde via het Missieburo Roermond vele priesterstudenten uit derde wereldlanden. Ook bezocht zij in Haïti en Pakistan enkele projecten en steunde zij
pater Bohnen met zijn campagne „Bonen voor Bohnen”. Zij woonde vervolgens enkele jaren in de meer besloten gemeenschap van kloosterverzorgingstehuis La
Verna te Wijchen.
Toen haar gezondheid achteruitging en zij niet langer meer in staat bleek om zelfstandig te blijven wonen, werd zij opgenomen in verpleeghuis „de Egthe”,
alwaar zij overleed op 18 maart 2005. Na een plechtige uitvaartdienst werd zij begraven op het parochiekerkhof te Dieteren.
Giel Custers 1920-2003
Joannes Gulielmus ( Giel ) Custers werd geboren te Dieteren op 8 februari 1920. Na zijn studies aan het Klein en Groot Seminatie van het Bisdom Roermond werd hij op

6 april 1946 te Roermond tot priester gewijd. Na zijn wijding was hij kapelaan te Baexem van 1946-1953, kapelaan te Ospel van 1953-1960en kapelaan te Sevenum van
1960-1969. Vervolgens pastoor te Berg aan de Maas van 1969-1974 en pastoor te Nieuwenhagen van 1974-1990 In 1990 ging hij met emeritaat en vestigde zich met zijn
huisgenote Annie te Echt. Tijdens zijn emeritaat was hij nog zeer actief. Zo was hij van 1990 tot 2000 geestelijk begeleider van huize de
Kollenberg te Sittard. In 1991 aanvaarde hij het administratorschap van de parochie in Maria Hoop en in 2001 van de parochie in Pey. Beide functies vervulde hij tot
zijn overlijden op 30 augustus 2003 te Echt.
Van begin 1998 tot maart 2001 vervulde hij ook nog de functie van bisschoppelijk gedelegeerde voor de zorg voor emeriti priesters en diakens en de zieke priesters en
diakens in het bisdom Roermond.
Van Giel Custers werd afscheid genomen tijdens de avondmis te Maria Hoop op 5 september en de plechtige uitvaartdienst in de parochiekerk van de H. Stephanus te
Dieteren op 6 september. Hij werd begraven op het parochiekerkhof te Dieteren.
Willem Meuffels 1923-1990
Wilhelmus J. Meuffels werd geboren op 7 februari 1923 te Dieteren. In 1944 trad hij in bij de paters Passionisten en 30 april 1950 werd hij te Mook tot priester
gewijd. Na zijn wijding was hij veel onderweg als volksmissionaris, retraitepredikant of voor de vastenmeditaties. Later trok hij meer naar het parochiewerk. In 1961
werd hij benoemd tot kapelaan in Maria Hoop, waar hij in 1964 rector werd en bij de verheffing van het rectoraat tot parochie in 1977 pastoor. In april 1985 werd hij
het slachtoffer van een overval, iets wat hem zeer aangreep en hem noopte zijn ontslag aan te vragen. Hij vond een thuis in Verzorgingstehuis St. Maarten te Born,
waar hij in 1990 zijn 40 jarig priesterfeest vierde. Een herseninfarct tastte zijn lichaam verder aan. Hij stierf toch nog plotseling op 67 jarige leeftijd op 17
december 1990 in het
Maaslandziekenhuis te Sittard. Na de uitvaartdienst in Maria Hoop werd hij te rusten gelegd bij zijn medebroeders op het kerkhof.
Zuster Celesta 1924-1991

Geboren in Buchten op 28 maart 1924 , opgegroeid in Buchten en vanaf 1930 in Dieteren trad Barbara Maria Henrica Meuffels op 24 september 1945 in bij de Dochters der

Liefde te Nuth. Zij deed haar eerste geloften op 8 september 1949 en nam de kloosternaam zuster Celesta aan. Zij was iemand, die de mensen steeds nabij was zowel in
haar houding als in haar werk. Niet iemand van grote woorden maar van belangeloze aanwezigheid voor met name de “kleine mensen”, die het niet breed
hebben. Op veel plaatsen heeft zij zich met grote
ijver en toewijding ingezet hetzij in de gezinszorg hetzij in de modevakschool. Zo was zij werkzaam in Velddriel, de Weere, Nuth, Susteren, Bocholtz, Dorplein-Budel
en ’s Hertogenbosch. Helemaal in de geest van Louise de Marillac en de H. Vincentius was zij altijd aanspreekbaar voor mensen aan de arme kant van de
samenleving. Zij overleed op Palmzondag, 24 maart 1991, bijna 67 jaar oud in ’s Hertogenbosch en werd na een plechtige Eucharistieviering in de San
Salvatorkerk begraven op begraafplaats Groenewoud te ’s Hertogenbosch.
Antoine Hubert Ramakers ( broeder Ivo) 1925 - 2002
Antoine Hubert ( Ton) Ramakers werd geboren op 30 januari 1925 te Dieteren als zoon van Peter Jozeph Ramakers en Johanna Maria Vos.
Hij trad in september 1939 in bij de Congregatie Broeders van de H. Joseph te Heerlen. Drie jaar later werd hij postulant en op 19 maart 1944 werd hij geprofest.
In oktober 1942 begint broeder Ivo aan een lange loopbaan in de zorgsector. Zij eerste werkplek is Rustoord St.Joseph in Heerlen, waar hij als verpleger werkzaam is.

Vanaf 1 maart 1946 tot 1 maart 1947 is hij als leerling-verpleegkundige werkzaam in psychiatrische inrichting Huize Voorburg in Vught. Daarna is hij tot 1 oktober
1956 werkzaam als Administrateur en Overste werkzaam in de zwakzinnigeninrichting Huize St.Joseph te Heel. Daarna is hij twee jaar directeur van Huize Koningslust in
Helden, een verzorgingstehuis en reclasseringsinstelling. Op 1 oktober 1958 gaat hij weer terug naar St.Joseph in Heel deze keer in de functie van maatschappelijk
werker. Per 1 januari 1969 wordt hij benoemd tot algemeen directeur van de Stichting
Daelzicht te Heel waaronder Huize St.Joseph ressorteert. Deze functie blijft hij uitoefenen tot zijn afscheid per 31 december 1986. Bij gelegenheid van het 75 jarig
bestaan van Huize St. Joseph in september 1984 werd Broeder Ivo op 8 september 1984 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In de publiciteit bij
gelegenheid hiervan wordt stilgestaan bij het feit dat Broeder Ivo de geschiedenis van Huize St.Joseph te Heel heeft vastgelegd in een 175 pagina’s dikke
studie , waaruit het jubileumboek werd samengesteld. De congregatie stelt dat deze studie getuigt van een grondige en intensieve aanpak van de historie van Huize
St.Joseph.
In september 1986 schrijft broeder Ivo desgevraagd over de lange periode , die hij verbonden was aan Huize St.Joseph in Heel, onder meer het volgende.
“In 1947 werd ik overgeplaatst zoals dat heette. Met de sjees werd ik afgehaald van het station te Roermond. Op de bok zat Harry Willekens, de paardenknecht,
achterin Broeder Victorinus en ik. Bang te moede ging het richting Heel, waar ik het bestaan nauwelijks van kende.
Kwam zonder enige voorbereiding op de financiële administratie terecht, tevens salarisadministratie, pupillenadministratie, personeelszaken en secretariaat.
Alles in één hand. Wel zo handig. Taak voor één persoon vanwege zijn eenvoud. Boekhouding in kameraalstijl. Links de ontvangsten, rechts
de uitgaven. Het verschil moest kloppen met het saldo in de kas. In wezen is dat na 40 jaar nog zo.
Daarna wat gaan leren. Een cursus praktijkboekhouden, waar ik niets van terecht bracht. Toen naar de school voor maatschappelijk werk, welke 3-jarige cursus in 2
jaar werd afgemaakt. Daarna middelbare opvoedkunde, de akte A en B. Een mooie ondergrond voor die tijd.
Het meeste heb ik geleerd van de bewoners zelf, die me precies vertelden wie ze wel en niet mochten en wanneer ze jarig waren en feest hadden en daarom een hand
kwamen geven en snoep halen of sigaretten. En dat is tot de dag van vandaag zo gebleven.
Zo kende ik alle bewoners en hun ouders. Vaak ook de broers en zussen. Ik wist waar ze een poes of hond hadden. Misschien zat die poes of die hond nu wel naar ons te
luisteren, nu wij zo gezellig samen aan het praten waren. Dat gaf iets vertrouwds. Dat was fijn. Zo werd ik een stukje van hun leefwereld. Je kon daar bij de jongens
op inspelen en zo was ik elke dag hun vriend.
Later heb ik dat daagse contact uitgebreid tot de nacht, wanneer een bewoner erg ziek was of ging sterven. Ik stond erop dat men mij dan wakker maakte, niet omdat ik
in zulke gevallen helpen kon, maar omdat ik steun vond bij en geven kon aan het verplegend personeel en wij samen de hand van de zieke of stervende konden vasthouden
opdat hij tenminste voelde niet alleen te zijn.
Voor het personeel ben ik niet altijd even makkelijk geweest. Zou ik dat wel geweest zijn, dan had ik het voorwaar niet zo lang uitgehouden. Men kan mij dan ook veel
dingen verwijten. Eén verwijt echter accepteer ik niet, dat ik niet getracht zou hebben goed te zijn voor de bewoners, die niet met woorden maar metterdaad op
de eerste plaats dienen te komen.
Wij die hier werkzaam zijn hebben gewoon het geluk gehad dat wij mogen helpen en niet zelf geholpen hoeven worden. “Voor hetzelfde geld hadden ook wij in
Paviljoen I kunnen zitten”, zei laatst iemand in een wat ander verband. Laten wij ons daar goed van bewust en dankbaar voor zijn. Het kan ons helpen ons werk
nog beter te doen. Al met al was het een mooie tijd in Huize St.Joseph, waaraan ik dankbaar terug denk. “
Tot zover het citaat uit zijn geestelijk testament over de periode, dat Broeder Ivo werkzaam was in Heel. Hieruit blijkt duidelijk wat voor een persoon hij was en
hoe hij aankeek tegen zijn werk in een heel bijzondere werksituatie. Als waardering voor zijn enorme inzet in Heel ontving hij naast het Ridderschap in de orde van
Oranje Nassau ook nog de Zilveren erepenning van de gemeente Heel en Panheel.
Na zijn pensionering eind 1986 bleef hij nog geruime tijd in Heel wonen. In het voorjaar 1998 vertrok hij naar het broederhuis in Heerlen. Hij overleed op 3 april
2002 in het ziekenhuis te Heerlen. Uit zijn gedachtenisprentje: „Hij viel in Heerlen op door zijn stipte beleving van het „religieus-zijn”. In zijn
vrije tijd was hij beschikbaar voor de parochie St. Pancratius als „kerkwacht”. Trouw woonde hij daar de liturgische plechtigheden bij. Wat hij de
laatste jaren lichamelijk geleden heeft weten we niet, omdat hij daarover weinig losliet. Voor en na kwamen alle organen wel aan de beurt om hem last te bezorgen.
Voor de bewoners in Heel stond hij er op dat ze bij ziekte extra goed werden verzorgd. Bij het sterven moest het personeel hun de handen vasthouden. Opdat zij ten
minste voelden niet alleen te zijn. Zelf wilde hij in eenzaamheid sterven... We zullen dit wel nooit begrijpen. Nu gaat hij ons voor naar de hemel bij de Heer en
beveelt ons aan in de liefde van God en de bescherming van onze maagd Maria. Wij hopen en bidden, dat wij eens met hem dit hemels geluk mogen delen.”
Hij werd na een welbesteed leven begraven op het kloosterkerkhof te Koningslust.
Sjaak van Helden 1928-1974
Jacobus Franciscus ( Sjaak) van Helden, werd geboren op 25 juli 1928 te Dieteren als vierde kind in een gezin van negen. Vader Sef van Helden was aannemer, moeder To
van Helden-Wackers zorgde voor het gezin.
Na het lager onderwijs in Dieteren ging hij naar het klein seminarie van de Lazaristen in Wernhoutsburg gevolgd door de Priesteropleiding in Panningen (gemeente
Helden).Op 22 juli 1956 werd hij te Panningen samen met acht collega’s tot priester gewijd. Zijn eigen opdracht was: “Priester om aan de armen het
Evangelie te verkondigen.”
Zijn eerste plechtige mis in Dieteren vond plaats op 5 augustus 1956. Op 19 juli 1958 vertrek Sjaak per boot naar Ethiopië en medio 1959 ging hij definitief
naar de binnenlanden van Ethiopië, naar Addo, dichtbij het stadje Dembidollo, in het Z. W. van Ethiopië. Op 25 april 1974 overlijdt Sjaak in een ziekenhuis
in Addis Abeba. Op 27 april wordt hij begraven in Addo, naast de kerk op de compound van de Catholic Mission.
Vanaf zijn vroege jeugd, ca 9 jaar, was Sjaak ervan overtuigd dat hij missionaris wilde worden. Pater Leo Meuffels was zijn grote voorbeeld. Lazarist wilde hij
worden en dat werd hij.
Tijdens zijn opleiding in Panningen bleek Sjaak over vele talenten te beschikken. Hij maakte muziek en kon prachtig zingen. Speelde menige vrouwenrol in de
toneeluitvoeringen voor de Panningse gemeenschap. Was imker en een zeer verdienstelijk kunstschilder. Hij was architect en medebouwer van het weekend huisje van zijn
schooljaar in Emmaus, het buitenverblijf van de paters. In die tijd bleek ook dat hij op persoonlijk en communicatief gebied vele talenten had. Artikeltjes schrijven
voor het studenten blad. Het voordragen van gedichten en teksten. Uiteindelijk sprak hij zeven talen vloeiend en drie dialecten, waaronder het Limburgs. Hij had vele
hechte kontakten in het dorp Panningen. Het gemak waarmee hij met mensen omging, zijn interesse voor mensen, zijn gave om relaties aan te gaan en te onderhouden.
Sjaak maakte toen al vrienden voor het leven. In de jaren in het klooster in Panningen mocht hij een dag per jaar naar huis en mocht hij een dag per jaar bezoek
ontvangen. Het waren harde tijden voor zijn ouders, broers en zussen en hemzelf. Er kwam nooit een klacht over de lippen, van niemand. Zijn ouders waren buitengewoon
trots op hun zoon die priester wilde worden. Het vroeg veel opofferingen. Een internaat studie kostte ook in die tijd veel geld. Zijn ouders betaalden alles zelf,
een van de weinigen. Ze hadden het er graag voor over.

Op 22 juli 1956 werd Sjaak, samen met acht collega's, priester gewijd door bisschop Lemmens. Onder zijn collega's pater Jan van Dijck, later pastoor in Mariaveld, en
pater Gerhard Essing die samen met Sjaak in 1958 naar Ethiopië vertrok, enkele jaren geleden terugkwam uit Ethiopië en zijn oude dag doorbrengt in
Kerkdriel. Op 5 augustus 1956 was het groot feest in Dieteren, de eerste mis van Sjaak. Dieteren kende verscheidene priesters, men was bekend met een dergelijke
bijzonderheid. Enkele memorabele punten. Pastoor Flecken en Frans Fiddelers hielden mooie toespraken. Het hele dorp deed mee in de feestelijke aankleding, processie,
kerkelijke viering en alles wat paste in het “heilige roomse leven” van die tijd. Er was gedurende dagen feest. De huishoudster van de vroegere pastoor
Van Buggenum zwaaide de scepter over de keuken. Fotograaf Schrijnemakers maakte buiten prachtige foto's. In de kerk, het hoogte punt van het feest, zijn alle foto's
mislukt. Een speciaal nieuw toestel, er ging iets fout. Onvergeeflijk. Er waren geen foto's en de eerste mis kon niet over gedaan worden.
Alvorens uitgezonden te worden moest er een medische cursus in een ziekenhuis in Rotterdam worden gevolgd. In juli 1958 werd afscheid genomen. In elk geval voor meer
dan vijf jaren. De enige communicatie zou per post zijn. Tussen het schrijven
van een brief en het ontvangen van een antwoord zouden maanden liggen.
Vertrek naar Ethiopië, per boot, via het Suezkanaal, naar Djibouti. Per spoor, nu nog steeds het enige, naar Addis Abeba. Voorlopig als hulpje van de bisschop,
Mgr. Janssen. Hij deed hier en daar een klusmaar dat zinde helemaal niet. Eindelijk, medio 1959 mocht hij naar het binnenland. Naar Addo, dicht bij het stadje
DembidoIlo, in Z.W. Ethiopië. Niks en niemand. Geen taal, geen huisje/hutje. Een ezel, geen bekenden. Alleen handen en voeten. Red je maar! Sjaak bouwde
langzaam iets op. Maar had ook veel tegenslagen. Het land was zwaar, berg op en af; het klimaat uitputtend, soms dodelijk. De mensen waren hard voor zichzelf, voor
anderen. Geloof en ongeloof, magie, tovenaars, vreemde ziektes, epidemieën, hongersnood en hongerdood; veesterfte, nog grotere hongersnood. Om gek van te
worden. Uit al die ellende ontstond de noodkreet: help me. Zijn broer Ton pikte het op.
De Schakel werd weer opgericht. Het was mei 1962. Geld was welkom, een pakketje, een brief, de Schakel werd vier maal gelezen. Tabak was als soft drugs, een sigaar
was de hemel. Sjaak schreef oneindig veel brieven, op een oude typemachine, met carbonpapier. Brieven gingen naar de Schakel (vrijwel elke uitgave), naar scholen,
naar kloosters, naar vrienden, naar vreemden die bekend stonden als goede katholieken en donaties gaven. Ellende bleef, met ups en downs. Na de zoveelste veesterfte
startte pater Jan van Dijck in 1967 een actie in verschillende steden en dorpen: een tractor voor Addo. De tractor kwam er, en later nog meer, wagens en ploegen en
een schaaf enz.
Piet Janssen kwam naar Addo. Hij kwam helpen. In 1967 was er al een kerk, een school, een kliniekje. Door de tractor kreeg landbouw een accent. Het werd beter. Maar
Sjaak ging er langzaam aan kapot. In 1964/5 was hij voor het eerst thuis, terug in Dieteren, bij zijn ouders en familie. In 1970 voor de tweede maal. Alle ellende
van de voorbije 12 jaar waren te veel. Sjaak zag er als een berg tegen op om terug te gaan. In die tijd ontmoette hij Mevr. Fonteijn, schooljuf in Amsterdam-
Geuzenveld. Er ontstond een relatie met het jongerenwerk in Geuzenveld: Ambassadekoor, Theo van der Jagt.
Het was een ongelooflijke opkikker voor Sjaak. Hij kreeg weer moed en ging terug naar zijn mensen in Addo. Sedert dien waren er twee hoofdstromen in de kontakten,
acties en gelddonaties: De Schakel in Dieteren en het Ambassadekoor Geuzenveld (later S. O. G.) in Amsterdam. Beide organisaties hebben veel voor de regio Addo
gedaan. Voor Sjaak, voor Piet Janssen, voor de mensen. Rond Sjaak kwam een heel circuit op gang. De Schakel, Geuzenveld, familie, vrienden en bekenden zetten zich
in, probeerden in Nederland iets van de grond te krijgen. Sjaak was zelfzeer actief via zijn eigen kanalen. Nederlandse bedrijven in Ethiopië, o.a. de
suikerrietplantage/fabriek van de HVA ( soms ontmoet een van ons nog iemand die Sjaak van die tijd kent, die daar in Wonji werkte en woonde), Philips ( oud
president-directeur Timmer was een goede bekende; hij was toen directeur van Philips Ethiopië). De Nederlandse Ambassade. Sjaak raakte goed bevriend met een van
de dochters van keizer Haile Selassie (o.a. was deze prinses aanwezig bij zijn afscheidsdienst in Addis). Hij werkte intensief samen met mensen van FAO in Rome.
Samen met agrarische specialisten probeerden ze zaadgoed en kunstmest uit. Ook uit Nederland waren er vaak mensen van de landbouwhogeschool en vrijwilligers aan
het werk. Uit Amerika kwamen mensen van het Peace Corps helpen.
Begin zeventiger jaren startte in Nederland een actie van Mensen in Nood.
Dit hield o.a. in:
- er kwam een landelijke inzamelingsactie voor Ethiopië, met centraal Sjaak en Addo.
- er werd een filmteam naar Addo gestuurd. De film werd in het kader van die
inzamelingsactie op tv uitgezonden.
- er werd een boek geschreven en uitgegeven over het werk van Sjaak in Addo: “De laatste kinderen van Job”
- er werd een persconferentie gehouden. Artikelen verschenen in diverse kranten en tijdschriften.
- Sjaak ontmoette prins Claus, destijds zeer betrokken bij ontwikkelingswerk.
- Hij kwam op tv in de “Vuist van Willem Duijs”, vertelde over zijn werk in Ethiopië.
Tussen 1970 en zijn dood in 1974 was het een heksenketel rond Sjaak. Bijna elk jaar kwam hij voor een of andere bijzondere gebeurtenis naar Nederland. En in al die
drukte was hij in staat om de zeer vele kontakten die ontstaan waren in stand te houden. De Schakel schreef hij zeer regelmatig, op bezoek in Nederland was hij vaak
ter vergadering of in gesprek met bestuursleden. Hetzelfde gold voor S.O.G. Hij schreef in vele kranten en tijdschriften. In het Limburgs Dagblad trok hij soms van
leer tegen de rijkdom van het westen en de katholieke kerk. Hij kon zich zeer druk maken over de blikjes katten- en hondenvoer in de winkels, terwijl de mensen in
Ethiopië stierven van de honger. Daarnaast had hij zeer veel kontakten in Nederland, Duitsland, Frankrijk, .. .in half Europa. Als hij in Nederland was, was hij
altijd op reis. Hij was een ongelooflijk dynamisch en inspirerend man.
Sjaak had zeer vooruitstrevende ideeën. Zijn aanpak van het missiewerk in de volle breedte was een voorbeeld voor velen. Kerk, landbouw, scholing en onderwijs ,
gebouwen neerzetten, infrastructuur, medische zorg, huishoudkunde, vrouwenemancipatie, sociale verbanden in de familie en de gemeenschap, jongensclubs, meisjesclubs,
baby-, kinder- en jeugdzorg, armoedebestrijding: het was een integrale zorg en diende integraal aangepakt te worden. Hij organiseerde en/of deed het zelf, samen met
Piet Janssen.
Zo werden de jonge kinderen, vijf meisjes, van een weduwnaar op de compound opgevangen. Hun vader werd nachtwaker, de kinderen kregen onderwijs. Twee gingen voor
scholing naar Addis. Genet, ging voor verdere opleiding tot hoofdverpleegkundige naar Ierland en Kenia. De Schakel en S.O.G. droegen bij in de kosten van haar
opleiding. Dit alles werd al in de zestiger jaren gepland en gestart om de mens en zelfstandig te maken.
In 1974 stond er een prachtig missiecompound in Addo. Een voorbeeld voor eenieder tot en met de Ethiopische regering. In de verre omgeving, tot op ca 35 km afstand,
waren er in kleine dorpsgemeenschappen schooltjes en/of kerkjes gebouwd. Kwam er regelmatig een zuster voor medische zorg. Was er aandacht voor de ergste noden in de
regio.
Sjaak heeft niet alles meer meegemaakt. Na zijn overlijden heeft Piet Janssen het werk met voortvarendheid doorgezet. Zowel in Addo als ook in de regio rond
Dembidollo waar de missionarissen actief waren is veel ten goede veranderd.
Piet heeft een geweldige job gedaan. Sjaak zou er zeer trots op zijn.
Zijn overlijden was een ramp. Zijn ouders kwamen er niet meer overheen, vooral zijn moeder niet. De wereld die hem kende was in rouw en verslagen.
In Ethiopie, in Addis, in Addo en al die andere plaatsen daar ver weg in zijn land. Ook de mensen hier: Dieteren, de Schakel, S.O.G., zijn vele vrienden en bekenden.
De familie Van HeIden verloor een dierbare zoon en broer, Dieteren verloor een gedenkwaardig dorpsgenoot, Addo en omgeving hun geliefde Abba Jaikob.
Sjaak ligt voor eeuwig begraven in zijn Ethiopië, te midden van de mensen die hem dierbaar waren. Herinneringen blijven ons over. Dieteren eerde zijn
dorpsgenoot met een aandenken in de kerk. Gemeente Susteren vernoemde een straat in Dieteren naar hem: de Pater Van HeIden straat, waar het ouderlijk huis nog staat.
Wil Meuffels 1930-2000
Wilhelmus (Wil) Meuffels werd geboren in Buchten op 11 september 1930. Het ouderlijk gezin verhuisde in 1930 naar Dieteren, waar hij verder opgroeide. Wellicht

geïnspireerd door enkele andere Dieterse Meuffels besloot hij priester te worden. Enkele jaren studeerde hij bij de Kruisheren te Maaseik waarna hij zijn
opleiding vervolgde bij de Heren Lazaristen in Wernhout en Panningen. Op 24 juli 1960 werd hij te Panningen tot priester gewijd. Zijn eerste H.Mis droeg hij op in de

parochiekerk in Dieteren op 31 juli 1960 geassisteerd door twee andere priesters uit Dieteren met de naam Meuffels , Leo Meuffels en Eugène Meuffels. Het was
een feestelijke gebeurtenis, waar het hele dorp bij was betrokken. In het zelfde jaar nog vertrok hij naar de missie, naar het Amazonegebied in Brazilië, door
hem ook wel aangeduid als de groene hel. Hij bleef er 6 jaar maar besloot niet terug te gaan en stelde zich beschikbaar voor een pastoraat in de basiszielzorg in het
bisdom Aken. Daar is hij werkzaam geweest als pastoor in de parochies in Alsdorf, Kall in de Eifel, Gressenich en als laatste Merzenich. Hij overleed in Merzinich op
7 maart 2000. In de parochiekerk van Merzenich vond de plechtige uitvaartdienst plaats. Na een mooie kerkdienst in Dieteren werd hij op het kerkhof aldaar begraven.
Ton Busch 1932-2010
Antonius Fredericus (Ton) Busch, werd geboren te Dieteren 29 februari 1932,als zoon van Johannes Jos. ( Jupke) Busch en Johanna Maria Rutten.
De familie Busch is afkomstig uit Duitsland. Voor de 2e wereldoorlog heeft zij gewoond in achtereenvolgens het pand Schulpen ( bij Theike) aan de Kampstraat, daarna
in het pand Custers ( René) eveneens aan de Kampstraat en tenslotte in de oude pastorie ( huidig pand Huizinga) aan de Vleutstraat. Na de evacuatie is de
familie in Sittard, Overhoven, gaan wonen. Het gezin telde 6 a 7 kinderen, Sjièr, Sef, Ton, Annie, Elly, Hub en ??. Jupke was als arbeider werkzaam bij Lei
Lijnen.
Ton volgde het klein seminarie in Rolduc. Om missionaris te worden volgde hij de opleiding van de Witte Paters in de vormingshuizen van St.Charles bij Boxtel,
’s-Heerenberg, en Heverlee waar hij zich op 5 juli 1958 door de missionariseed verbond aan de Sociëteit der witte paters, de missionarissen van Afrika.
Hij werd gewijd op 2 februari 1959 in Rotterdam.
Tijdens zijn middelbare schooljaren was Ton een doorzetter, eenvoudig, bescheiden en zeer regelmatig. Tijdens zijn vormingsjaren behoorde hij verstandelijk tot de
beteren van de klas, was niet direct spontaan, eerder iets gesloten, iemand met wie men graag te doen had. Hij was toegewijd en zorgzaam in alles wat hij deed,
zonder er veel drukte over te maken. Hij wist het werk te overzien en te regelen, zelfstandig, ging recht op zijn doel af. Men gaf hem de raad te vermijden te
veeleisend te worden. Zijn grote kracht was regelmaat en een gelijkmatig humeur. Hij had tijd nodig om zich in een nieuwe gemeenschap in te leven; dat deed hij dan
ook heel bewust en met heel zijn wezen.
In de loop van 1959, na zijn wijding kreeg hij gezondheidsklachten en in september onderging hij een gecompliceerde blindedarmoperatie. Vóór en na de
operatie verbleef hij in het klein seminarie van de Witte Paters te Santpoort, om op krachten te komen terwijl hij dienst deed als surveillant en wat lichtere
werkzaamheden verrichtte. In juni 1960 oordeelde de arts dat zijn toestand goed verbeterd was, maar adviseerde om hem niet naar een al te zwaar klimaat te zenden. Op
2 september 1960 vertrok hij naar Kongo, Nyakariba, bisdom Goma, om er de taal en cultuur te leren en voor pastoraal werk. Op 2 januari 1962 verhuisde hij naar
Masisi voor pastoraal werk; later werd hij er hoofd en leraar van een middelbare school. Tijdens zijn vormingsjaren had hij ervaring opgedaan met jeugdwerk en dat
was hem goed bevallen. Hij schreef op 14 december1958: “Ik heb veel interesse voor de jeugd en in de jeugd”. Op 2 september 1964 werd Ton leraar op het
klein seminarie te Rugari; in de loop van 1965 verhuisde hij naar Matanda voor pastoraal werk.
Hij leefde en werkte er in de parochie met twee medebroeders. Er woonden veel immigranten uit Rwanda die Congolees staatsburger waren geworden. In de jaren 30
heerste er een hongersnood in Rwanda en de Belgische regering liet veel Rwandezen verhuizen naar Kongo, naar het bisdom Goma wat toen dun bevolkt was. In de parochie
Matanda was er een coöperatie die uitstekend draaide, met een eigen bestuur. Jaarlijks werd de winst om de beurt aan een aantal leden uitgekeerd om golfplaten
te kopen ter verbetering van hun huizen. Deze had ook een winkel met een eigen beheerder vlak bij het parochiecentrum. Ton was een uitstekende econoom voor de hele
parochie en hield zich als adviseur bezig met deze coöperatie. Hij was technisch erg handig, en ook bedreven in het bereiden van allerlei vleesgerechten. Hij
deed goed pastoraal werk ter plaatse en in de kerkdorpen. Ton was iemand die rustig zijn gang en zijn weg ging, goed naar de bevolking luisterde en goed met hen
overeenkwam.

Toen deze band abrupt verbroken werd tijdens de politiek-sociale gebeurtenissen in Kongo, raakte het hem zeer diep. Het was de reden dat hij in april 1974 voor goed
terugkwam naar Nederland. Over wat hij toen heeft meegemaakt sprak hij niet.
Na zijn terugkeer naar Nederland heeft hij enkele jaren op het catechetisch instituut te Sittard gestudeerd en daarna de studie maatschappelijk werk opgepakt. Hij
maakte deze niet af, omdat hij zich als volwassene met de nodige ervaring niet kon verenigen met de geest en de opvattingen die er heersten en ook hem opgelegd
werden. Hij ging in Kerkrade als begeleider tussen mensen in een begeleid huiskamerproject leven en werken; dit heeft hij jarenlang graag en goed gedaan. Op 18
december 1983 hij schreef zelf : “Ik heb dit altijd met veel plezier gedaan, en doe het nog met plezier”. Hij ging het priesterschap en zijn geloof
anders beleven en voelde zich aangetrokken tot oosterse levens- en geloofsopvattingen. Hij was open over wat hem bezig hield en bezielde. Hij zei: “Ik kan geen
twee levens leiden, en bewandel nu deze weg”. In de jaren 80 ging hij bij zijn bejaarde moeder wonen en verzorgde haar met grote toewijding tot aan haar dood.
Het ouderlijk huis moest verkocht worden, en de provincie van de Witte Paters bood hem na onderling goede afspraken onderdak aan in Heythuysen. Hij heeft dat toen
graag aangenomen en 13 mei 1995 verhuisde hij naar Heythuysen. Hij was vriendelijk aan tafel, nam niet deel aan de vieringen in de kapel en sprak nooit over wat hij
had meegemaakt in Kongo. Hij leidde een teruggetrokken leven, zeer sober. Zelf had hij geen TV; voor voetbal ging hij jarenlang TV kijken bij een bevriende familie.
Na de verhuizing naar zijn nieuwe appartement ging hij voor zichzelf koken, zijn eigen was doen, en de benodigde boodschappen. Wel bleef hij geïnteresseerd;
regelmatig ging hij op het prikbord de nieuwtjes lezen. Dagelijks zorgde hij met plezier voor de herten en geiten, en genoot ervan hoe zij naar hem toekwamen. Medio
2010 kwam een vrijwilliger hem daarbij helpen; zij kregen een goed contact. Wat later werd duidelijk dat hij aan een slopende ziekte leed. De twee dames, die voor
onze gemeenschap in Heythuysen zorgen, hebben hem en enkele medebroeders tijdens zijn ziekbed goed bijgestaan. Hij is op 22 oktober 2010 rustig overleden in de
aanwezigheid van twee zussen.
In de Eucharistieviering op donderdag 25 november 2010 werd hij herdacht in de kapel van St.Charles te Heythuysen,waarna hij begeleid werd naar het Crematorium
Midden-Limburg te Baexem.
Juni 2012