De Tramhalte

Welkom bij "Gastauteur": Jo Dullens

CAFÉ “TRAMHALTE”

Het staat er nog....nog steeds en ondanks alles: café "Tramhalte". Maar het rode neonlicht, dat uitdagend de contouren markeert vloekt met het beeld, dat je altijd nog in je draagt van dit markante stukje Dieteren. "Biej Sjaak aan den tram", zó kende je dit café en zó leeft het nog voort in je herinnering, ook al verblindt het rode neonlicht je ogen als je er voorbij rijdt en terugdenkt aan tijden, die onherroepelijk voorbij zijn en waarvan café "Tramhalte" in zijn huidige vorm op de meest uitdagende wijze het bewijs staat te leveren. En je wil niet zien wat de witgekalkte gevels en de rode gordijnen je willen doen zien. Je wil café "Tramhalte" zien en Sjaak. "Sjaak aan den tram".
Café Tramhalte in vroeger dagen. Als vrijgezel bracht hij de jaren van de eerste wereldoorlog, samen met "Tjeuke oet den Hook" (een broer van Nes, de vrouw van Sjaak van de Winkel), die feitelijk Tjeuke Claessen heette, door in Duitsland. Als stukadoor. Sjaak was echter meer kunstenaar dan handwerksman. Kunstzinnige ornamenten, ingewikkeld snijwerk en restauraties, dát was wat Sjaak ambieerde. Veel prachtige gevelversieringen in Düsseldorf en het Duitse Roergebied getuigden destijds van het vakmanschap van Sjaak en Tjeuke. Reeds lang vóór de eerste wereldoorlog, in 1908, bracht Sjaak aan het ouderlijk huis op de Zil de kunstzinnige gevelversiering aan, die velen van ons zich nog goed voor ogen kunnen halen. Sjaak werd er ook bijgehaald toen een zware storm het dakverstek van de oude kerktoren loswrikte, waardoor de cementen omlijsting van een der torenramen scheurde. In alle rust herstelde Sjaak het euvel....op de hem eigen wijze: degelijk en onzichtbaar. Onbegrijpelijk voor een vakman, zoals Sjaak er een was, hij zou zijn handwerk niet voortzetten.Hij vond geen bevrediging in het glad stukadoren van stomme muren.Een karakteristieke uitspraak van Sjaak was: "Ich hob allein plezeer in mien werk es ich op einen daag mer ein töpke spies hoof te verwirke". Nee, het vak liet hij verwateren. Sjaak Hoorens en Tjeuke oet den Hook, eveneens vaklieden van grote faam, hielden de naam van Dieterens stukadoors in vakkringen verder hoog. Sjaak zocht een ander metier. Zonder haast, op zijn gemak wachtte hij zijn kans af. En die kans kwam.
In 1921 vatte de "Limburgsche Tramwegmaatschappij" het plan op een stoomtramlijn te exploiteren tussen Roermond en Maaseyck, een lijn, die Dieteren zou passeren aan de westelijke grens, even voor "de aw Kirk" (Oud-Roosteren). En dáár was ook de "halte Dieteren" gepland. Het perronnetje, dat daar gebouwd zou worden, was aanvankelijk bestemd voor het laden en lossen van goederen en vee. Veel Nederlands vee werd in die jaren uitgevoerd naar België en die veetransporten zouden dan verzorgd worden door de Limburgsche Tramwegmaatschappij, voor zover het de route vanaf Roermond betrof. Sjaak volgde met grote belangstelling de voorbereidingen voor de aanleg van het tramlijntje: grondonteigeningen, die op grote schaal moesten plaatsvinden, afwateringsproblemen, vooral van de laaggelegen Roosterderbeemden, moesten opgelost worden, doorgangen moesten vrij blijven... De onderhandelingen tussen de betrokken gemeentes en de Tramwegmaatschappij vergden veel tijd. Ofschoon de plannen in 1921 reeds vaste vormen kregen, duurde het toch nog tot einde 1923 eer de moeilijkheden die de aanleg vertraagden, uit de weg geruimd leken. Er werd met de werkzaamheden begonnen ondanks het feit dat nog diverse problemen op een oplossing wachtten, hetgeen blijkt uit het volgende schrijven van de gemeente Susteren aan de directie van de Limburgsche Tramwegmaatschappij:
Susteren, 8 November 1921 Daar reeds met den aanleg der tramlijn te Dieteren onder deze gemeente, een aanvang is gemaakt zijn wij zo vrij U beleefd te verzoeken, ons wel te willen doen toekomen eene teekening van onder deze gemeente uit te voeren werken, zulks in verband met den afvoer van water. Gezien de lage ligging van het terrein tusschen Roosteren en Dieteren, zal met eene goede afwatering rekening gehouden dienen te worden. Nadere inlichtingen zouden ons daarom ten zeerste verplichten". W.g. Burgemeester en Wethouders van Susteren.
Sjaak, nog steeds vrijgezel, zag met het vorderen van de aanleg zijn ideaal naderbij komen. Dat ideaal was (en aan zijn vrienden vertelde hij het wel eens) een café exploiteren, waar handelaars zouden samenkomen voor het afhandelen van hun transacties. In een dergelijk etablissement voorzag hij mogelijkheden, die hem de troffel en de gletter voorgoed zouden doen vergeten. Hij zag een goede boterham in het handelaarscafé, dat hij in zijn gedachten, die hij in de vele vrije uurtjes hun loop liet, steen voor steen opbouwde. De meest geschikte plek leek hem vlak bij het perronnetje "Dieteren". Dáár zou vertier zijn. Aankomende en vertrekkende reizigers, handelaars, die vee en vruchten te laden of te lossen hadden, boeren en handwerkslieden die kolen en kolenslik (slam) zouden afhalen... En zo groeide langzaam maar zeker in de gedachten van Sjaak het café "Tramhalte", dat we allen zo goed kenden en waar we met zoveel spijt afscheid van namen, toen de moderne tijd ook Dieteren niet voorbij bleek te gaan.
PROCES-VERBAAL
"Op heden den zevenden Maart 1900 drie en twintig, des vóórmiddags te 9,30 uren, hebben wij, ondergetekenden J. Th. Verheggen en P.M.F.H. Brouwers, leden van Gedeputeerde Staten van Limburg, daartoe aangewezen bij het besluit van het Gedeputeerd Bestuur d.d. 9 Februari 1923, 2de Afdeling, La 1334/8 D, bijgestaan door de Heeren Jhr.A.G. Quarles van Ufford c.i. vanwege het Algemeen Bestuur aangewezen en H.H. Kelleners, Wethouder, waarnemend hoofd van het Gemeentebestuur van Susteren ingevolge de tweede alinea van art. 10 der Onteigeningswet in het openbaar zitting gehouden ten raadhuize der gemeente Susteren ten einde de bezwaren van belanghebbenden aan te horen tegen het plan van onteigening voor den aanleg van een tramweg van Roermond, over Echt, Oud-Roosteren en Roosteren naar de Maas bij Maaseyck met zijlijn van het emplacement te Echt naar het stationsemplacement Echt van den Staatsspoorweg krachtens de Wet van 24 Maart 1922, Stbl.no.132, waarbij verklaard is dat het algemeen nut de onteigening vordert ten name van de N.V. Limb. Tramwegmaatschappij van de eigendommen, gelegen o.a. in de gemeente Susteren. Na ons verzekerd te hebben dat in de Nederlandsche Staatscourant, benevens in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen blad, "Limburger Koerier" verschijnende te Maastricht, tijd en plaats van deze zitting zijn aangekondigd, dat daarbij tevens zijn opgeroepen belanghebbenden tot het indienen van hunne bezwaren en dat daaromtrent de gebruikelijke publicatiën zijn gedaan, hebben wij, aangezien geen schriftelijke bezwaren zijn ingediend en ook niemand tot het indienen van mondelinge bezwaren verschenen is, onze zitting gesloten om 10 uur voormiddag. En hebben wij hiervan het tegenwoordige proces-verbaal opgemaakt ten dage en ure voorschreven.
De Gecommitteerde leden van Gedeputeerde Staten van Limburg.
(get.) J.Th. Verheggen
(Get.) Paul Brouwers

Bij de, op de aanleg van de trambaan betrekking hebbende ambtelijke documenten, bevinden zich ook een aantal lijsten met aan te kopen en te onteigenen gronden.
Daar uit een korte bloemlezing: "Van het perceel, kadastraal bekend onder A 131, ter grootte van 21 Are en 80 centiare, eigenaar Sustere, de Fabriek der Kerk of de R.K.Kerk en Parochie van den H. Amelberga, zal men 4 are en 50 centiare nodig hebben. Van de precies 65 are bouwland, bekend als no. A 300, eigenaar Barbou, Jan Albert Octave, rentenier, Roosteren zal 1 are en 40 centiare eraan moeten geloven; perceel A 299, 20 are en 90 centiare van eigenaar Hoorens Karel, kleermaker, Susteren (Dieteren), zal 90 centiare kleiner worden; 1 are en 30 centiare heeft men nodig van perceel A 80, van eigenaar Schummers, Hubert, landbouwer, Susteren (Dieteren) gehd Maria SybiIla van Genabeth, een stuk bouwland dat tot dan 20 are en 30 centiare groot was; van het bouwland A 126, 10 are en 10 centiare heeft men een lapje van 60 centiare nodig. Dit perceel stond ten name van Eigenr: Wagemans Helena, wed. Meuffels. Willem Hubert en cons., akkerman, Susteren (Dieteren) medeeigenr: Meuffels Henri, landbouwer; Joseph, landbouwer; Gertrudis z.b. Maria, minderj., Susteren (Dieteren)"
En zo gaan deze keurige lijsten nog bladzijden lang door.

En, terwijl Sjaak zijn gedachten de vrije loop liet, als hij, voor zich heen starend in zijn verbeelding het nieuwe huis zag dat hij zou bouwen, vlak bij de tramlijn, werd op 30 november 1922 het baanvak Roermond - Roosteren in gebruik genomen. Dieteren stroomde uit om de eerste tram te verwelkomen en ook de fanfare was er om de eerste reizigers te begroeten met: "Waar in 't bronsgroen eikenhout". De aubade werd evenwel geen erg groot succes omdat de muzikanten het Limburgs volkslied niet uit hun instrumenten geperst konden krijgen. Deze kleine schoonheidsfout belette evenwel het "stalen monster" niet trots op te stomen naar Roosteren, waar inmiddels café Schrijnemakers, ook al gelegen vlak langs de tramlijn, was omgedoopt in, U raadt het al: "Café Tramhalte". Op 5 oktober 1924 werd het lijntje uitgebreid met de aansluiting Roosteren - Grevenbicht en op 15 juli 1931 tenslotte volgde de laatste uitbreiding Grevenbicht - Sittard. Dit even ter Uwer informatie, want tot zover zijn we met dit verhaal nog niet gevorderd.

Omdat Sjaak, eer hij tot daden kwam, meestal zeer lange tijd nodig had om de voor- en nadelen van zijn plannen te overdenken, kon het wel eens gebeuren dat er zomaar plotseling een nieuw idee bij hem opkwam. Zo speelde hij enige tijd met de gedachte een heuse bioscoopzaal te gaan exploiteren...
Sjaak Lijnen  de rust zelve Dat was niet zomaar een wilde inval, nee, Sjaak was een zeer groot filmliefhebber en hij liet geen gelegenheid voorbijgaan de toen nog spaarzaam vertoonde films te gaan zien. Met Toon Claessen uit Susteren onderhandelde hij geruime tijd over de overname van diens danszaal; hij zou er de eerste Susterse bioscoop van maken.... Gezien tegen de achtergrond van Sjaaks onzakelijkheid, was het geen wonder, dat de onderhandelingen op niets uitlie-pen. Sjaak treurde er geen minuut om en zocht contact met de "gemeentebouwmeester" Huub Delsing en vroeg hem een tekening te maken voor de bouw van een woning met loods en wacht-lokaal op het inmiddels aangekochte perceel "kadastraal bekend onder de gemeente Susteren, Sectie F no. 187, 189, 190, 1822, 1821, 1593, en 1592, allen gedeeltelijk". Graatje Fiddelers werd aangezocht het pand te bouwen. Hij verzekerde zich van de hulp van Graat Weyzen, de metselaar en met assistentie van Sjaaks neef, tevens naam-genoot, Sjaak Lijnen werd de bouw begonnen. We schreven 1924. De halte Dieteren kende een perronnetje dat als laad- en losplaats diende van goederen, die bestemd waren voor Roosteren, Dieteren, Susteren en Nieuwstadt. Sjaak zag wel iets in die losplaats. Dus nam hij contact op met de Tramwegmaatschappij en hij kreeg het zowaar gedaan dat hij als "Tramhalte beheerder" werd aangesteld. Vanzelfsprekend legde dit ambt hem enkele verplichtingen op. Uit de bij zijn huis geplande loods putte hij het eerste voordeel. De loods zou gebruikt worden voor het opslaan van verpakte goederen. Hij schafte een weegschaal aan, zodat aangevoerd fruit en geleverde melk gewogen konden worden en hij hield zelfs ruimte over om een kleine voorraad kolen op te slaan, die hij dan weer doorverkocht. Een niet onbelangrijke vorm van inkomsten was de verkoop van de in die tijd veelbegeerde kolenslik, "slam". Als een wagon met dit modderige stookmateriaal verwacht werd, meldde Sjaak dat bij de boeren in Roosteren, Dieteren, Susteren en Nieuwstadt, die dan, op de dag van aankomst van de wagon, met kar en paard voorreden en hun voorraad aanvulden. Minder draagkrachtigen kwamen met de hondenkar of de kruiwagen hun bescheiden deel van "slam" of kolen afhalen. Voor één ding waakte Sjaak zeer. Laden moesten de klanten zelf; daar begon hij niet aan. Ieder kon zelf zijn zak vullen, op de weegschaal zetten en weer inladen. Sjaak bediende slechts de weegschaal en inde de prijs. In zijn café, "het wachtlokaal", vulde hij vrachtbrieven in en verzorgde op zijn gemak de aan- en afvoeradministratie. Natuurlijk werd in het café afgerekend en er waren er maar weinigen die niet even met Sjaak een kaartje legden en een borreltje dronken. Het mes sneed dus aan twee kanten. Op een grote plank, die hij in de eenvoudige caféruimte had geplaatst, kon ieder die iets te verkopen had of die iets wenste te kopen zijn vraag of aanbod opschrijven. Weer een reden voor handelaars om even bij Sjaak binnen te wippen. Het "handelaarscafé" waar Sjaak zo vaak over gesproken had, was werkelijkheid geworden

In Susteren, op de Dieterseweg, daar waar Willem Klinkers zijn nieuwe woning met schoenenmagazijn bouwde, woonde Neske Deuss met haar ongetrouwde broer. Sjaak, al zoveel jaren vrijgezel, kreeg moeite met het alleenzijn. En een handelaarscafé zonder een struise waardin was inderdaad niet compleet. Dus ging Sjaak op vrijersvoeten. Toen de broer van Neske Deuss kwam te overlijden bleef Neske niet alleen in het door hen bewoonde huis, maar trok in "Biej den Hens" het Bondshotel Henssen, op de hoek Rijksweg - Dieterseweg. En daar leerde Sjaak Neske kennen, het kleine, dikke, gemoedelijke Neske met de korte dribbelbeentjes. En Sjaak haalde haar naar zijn café "Tramhalte". Sjaak had een vrouw en de Dieterse jeugd zong:

"Sjaakske en Neske
die zoote in ei fleske
Sjaakske zag "poep"
en Neske vloog troet".

Door de komst van Neske was er meer leven in de brouwerij gekomen. Neske had alles wat eigen is aan "ein klein dik wiefke": zij was gemoedelijk, praatgraag, niet op haar mondje gevallen en nieuwsgierig, alles in de beste zin van het woord. En Sjaak voelde zich kiplekker. Weer was hem wat werk uit handen genomen: boterhammen smeren en koffiezetten deed Neske voortaan voor hem. En als Sjaak kaartklanten in zijn café had, nam Neske de honneurs waar. "Een groot voordeel" vond Sjaak, want áls hij zich ergens over kon opwin­den, dan was dat als er om bier gevraagd werd als hij zat te kaarten. De hele bierverkoop interesseerde hem dan geen barst. Ook Neske zou je nooit een glas bier opdringen. "zèt uch mer get en den vertèld geer uch mer ei bitje, beer is neet good veur uch" was een welkom dat ze meer dan eens bezigde. Grote drankvoorraden waren er dan ook nooit. Maar ondanks de langzame bediening en de ongeïnteresseerdheid van waard en waardin, waar het de drankomzet betrof, was café "Tramhalte" het drukst bezochte café in Dieteren. De mannen van Dieteren voelden er zich thuis en die van "de aw kirk" trampelden graag eens "nao den tram". Zó luidde dan ook de uitdrukking: "Ich gaon ens nao den tram".

Voor zijn kolen- en "slam"handel had Sjaak een weegbrug voor zijn huis laten bouwen. Bij aankomst van de voerlui werd de lege kar gewogen. Als dan geladen was werd de kar weer op de brug gereden en het verschil tussen de twee gewichten was, uiteraard, het gewicht van de lading. Voerlui stonden er in die tijd om bekend dat ze "zich gaer eine pitsjde". Dat deden ze dan ook...biej Sjaak. Zodoende was er vrijwel de hele dag vertier rond de halte en in het café. En 's zondags als het weer het toeliet, wandelden "de mam, de pap en de poete" naar "den Tram". De pap trakteerde zich zelf op een glaasje bier en de mam en de poete deelden een flesje limonade, waarbij de mam en Neske levendig de laatste nieuwtjes uitwisselden. Zo van "wètste 't al, biej Mrikketrien kömp oug weer get jôngs, jao, ze geit al drie maondj".

De tram van het lijntje Maaseik-Roermond. Met dank aan de heer Koolen En ondertussen hakkepufte "het tremke" rustig op en neer tussen Roermond en Maaseyck. En zelfs in die tijd, toen een snelheid van vijftig kilometer per uur gezien werd als een duivelsrit, eiste het gemoedelijke tremke zijn slachtoffer. Thei Leenders, oorspronkelijk woonachtig in Roosteren, in de ouderlijke woning van Lei en Maan Jennissen, was in Susteren in de Marktstraat een groentenhandeltje begonnen. Aanvankelijk ventte hij die "mit ei kerke en ein klein paerdje". Als een der allereersten in deze streek ruilde hij zijn paardje voor een vrachtautootje, een bezienswaardigheid in die tijd, die Thei echter wel het leven zou kosten. Tijdens een rit naar Roosteren kwam hij in botsing met "het tremke" en overleed aan de opgelopen verwondingen........in daen tied al.......

Intussen had Sjaak weer een nieuw inkomstenbronnetje ontdekt, dat hem, met de minst mogelijke inspanning, weer wat geld in het laatje kon brengen. Hij begon een zaadhandeltje. In de wintermaanden nam hij de bestellingen op en in het vroege voorjaar kon dan afgeleverd (lees:afgehaald) worden. Want ook deze handel dreef Sjaak op de hem eigen wijze. Hij maakte er zich niet zó druk om en het volgende verhaaltje moge dat bewijzen. D'n Daom van "de aw kirk" had bij Sjaak een bestelling geplaatst voor klaverzaad. "en dènk draan" had Den Daom gedreigd, "dèn en dèn môt ich hem höbbe". "Jao, jao doe krigs diene zaod en ...op tied", lachte Sjaak. "Alleh, nondedjuu, dèn sjöt mer ens in", zei Den Daom en dat deed Sjaak. Er gingen maanden voorbij en het voorjaar kwam in de lucht. Op zijn pantoffels en in zijn "kammezöölke" stond Sjaak in de deur van de zon te genieten, toen hij bij de beek "Den Daom" zag aankomen. "De klieèzaod", schrok Sjaak, "Dae kömp de zaod haole". Dat zaad bestellen was hem ram door de kop gegange... Daar was "Den Daom". "Kömste de zaod haole, hi-hi-hi- morloot, ich höb hem neet hiej...ich hej hem môtte besteld höbbe gat, mer het is mich verdorie ram door de kop gegange, hi-hi-hi-..". Vloeken kon "Den Daom" als de beste: "Waat nonde-nonde nondedjuu...doe höbs geine zaod? Höbs doe g... verdomme de zaod neet..."? "Hi-hi-hi-ich höb hem neet jông, neet veur die anger waek, mer den ister oug hiej al wènt ich hem zellef môt haole". Zó was Sjaak: rustig, gemoedelijk en altijd goed gemutst. En dàt zal de reden geweest zijn dat men graag naar "den tram" trok ook al wist men daar niet méér te vinden dan een luie hospes, die, als hij eenmaal achter de kaart zat, totaal niet wist wat er in zijn zaak gedronken was en die volkomen vertrouwde op de eerlijkheid van zijn klandizie.

De aanleg van het Julianakanaal bracht nieuwe drukte in café Tramhalte. De "polders" of "polderjongens" zoals men de arbeiders noemde, die helemaal uit Holland gekomen waren en die in barakken gehuisvest waren, lustten na hun zware dagtaak in de weekeinden graag een biertje. In café "Tramhalte" was dat te krijgen, mits je je dorst wist te bedwingen tot Sjaak zie pötje oet haw en dus de kaart even kon laten rusten om zijn dorstige klanten te bedienen.

En nog steeds pufte het trammetje en vervoerde dorpsgenoten naar de toenmalige "winkelcentra". Het lijntje bloeide echter niet. Integendeel. Particuliere busverbindingen werden een zware concurrent en van de zijde van de Tramwegmaatschappij dacht men aan afbouw van het lijntje. Het personenvervoer liep terug en het vervoer te water, via het nieuwe Julianakanaal, kwam ook het vrachtvervoer niet ten goede. Op 13 december 1937 staakte de maatschappij officieel de exploitatie, nadat op 3 mei 1937 een particuliere buslijn was geopend op de route, die het trammetje ging beëindigen. Het schilderachtige tremke verdween uit de Dieterse contreien...

Sjaak en Neske lieten zich door deze tegenslag niet uit het veld slaan. Het café bleef open en de zaadhandel werd voortgezet. Tegen de westgevel van de caféruimte bouwde Sjaak een prieeltje waar het op warme zomerdagen goed toeven was. En vaders, moeders en kinderen, op wandeling op zomermiddagen, zaten graag een half uurtje in het prieeltje om echt te genieten van de geneugten van een zonnige zondag. Een gedeelte van de opslagruimte, achter het cafélokaal, trok Sjaak bij het café en plaatste er een biljart; een nieuwe trekpleister voor de Tramhalte. En hoe vaak zou Sjaak, glimlachend ondanks het wezenlijke gevaar, niet gezegd hebben: "Stoàt mich neet door het lake, morloot, zeet verzichtig". De Tramhalte bleef het gemoedelijke rustpunt op de lange weg van Dieteren naar het kanaal. En Sjaak en ook Neske zagen graag bezoekers komen, ook al moesten ze later soms zeggen: "Wermp uch mer get, en laot ôs mer get vertèlle, ich höb gein beer hiej, ras uch mer get".

Met weemoed denken we terug aan Sjaak, die de gemoedelijkheid van de twintiger jaren verpersoonlijkte en aan Neske, dribbel Neske, det klein dik vruike dat zo nieuwsgierig en zo "flokker" was. Maar het meest blijft in onze gedachten café Tramhalte, zoals het was toen Sjaak en Neske er de scepter zwaaiden op een nooit geëvenaarde gastvrije manier. Op 15 juni 1957 overleed Sjaak. In alle rust. In de rust die hij zijn hele leven begeerd en nagestreefd had. En Neske volgde haar man een jaar later. Alleen ging het niet........ Neske wilde bij Sjaak zijn....

.......Sjaakske en Neske…
die zoote in ei fleskse......

Chrit Thissen nam aanvankelijk het café over. En weer bloeide "de Tramhalte". En na Chrit en Mie, die Dieteren een warm hart bleven toedragen, ook na hun vertrek, kwamen Sjeng Lemmens en Dina. Nog eenmaal werd "de Tramhalte" een druk bezocht café. Sjeng en Dina exploiteerden een zaak waar Dieteren trots op kon zijn. Waarom, zo vraag je je af, stopten zij? Onder hun beheer was "De Tramhalte" gebleven en, wat belangrijker was, zou "De Tramhalte"van Dieteren zijn gebleven.

Met veel plezier hebben we U de geschiedenis verhaald van wat eens "Café Tramhalte" was, het verhaal van een markant gebouwen zijn bewoners. Het staat er nog...........nog steeds........ Maar het rode neonlicht, dat uitdagend de contouren van het eens zo vertrouwde pand markeert, doet ons in het voorbijrijden het hoofd afwenden en denken, nee zéker weten: dit had café Tramhalte niet verdiend ...........zeker niet. En als Sjaak zijn prachtige woning, zijn uniek café nu zó zou zien? “Morloot, morloot, woor ich mer neet gestôrve"......

Konden we het nog eenmaal horen: "Kômp in, zèt uch en wermp uch get".

Voorbij.........
en wat het werd is Sjaak onwaardig.

Een der verhalen uit: "Nostalgeintjes" door J.G. Dullens

Naschrift: het gebouw "Café Tramhalte" heet nu al verschillende jaren "Villa Liberta". En is gelegen aan de Maaseikerweg net buiten bebouwde kom van Dieteren richting Oud-Roosteren.

Wilt U reageren dan kan dit via @ Email

Bedankt voor uw interesse en tot een volgende keer.!