HISTORIE
Hieronder een artikel van Drs. G.W.W. van den Bergh met een stukje Dieterse geschiedenis.

In de feestgids uitgegeven door schutterij St.Stephanus bij gelegenheid van de organisatie van het Oud Limburgs Schuttersfeest op 7 juli 1985 is onderstaand artikel opgenomen van wijlen Sjra van den Bergh. In de wetenschap dat zeer veel lezers toen wel iets anders aan hun hoofd hadden dan de feestgids te lezen en gelet op de sindsdien verstreken tijd plaatsen wij hier het volledige artikel.

Die Heerlickheyt van Dyeteren
Nu de landerijen nabij de Koppelberg zijn omgevormd tot toernooiveld voor de schuttersgilden der beide Limburgen is dat een gerede aanleiding even stil te staan bij oorsprong en geschiedenis van de plaats waar dit alles zich. afspeelt: Dieteren, oudtijds weidser aangeduid als “die heerlickheyt van Dyeteren”.


Zo vaak reeds is geprobeerd een verklaring te geven voor de plaatsnaam Dieteren dat alleen dat al een aanwijzing is dat deze niet zomaar voor de hand ligt. Het is dan ook met grote schroom dat ik aan al deze ophelderingen er nog een toevoeg. In de naam Dieteren vinden we het oude Germaanse woord theudo voor volk terug. De scherpe “t” is overgebleven van een toevoeging die “verzameling van” betekende, en het slotstuk “eren” was een achtervoegsel dat “geschikt voor, toegerust tot” aanduidde. Als we de klankwettige verklaring hier buiten beschouwing laten en ons tot de betekenis beperken was Dieteren dus “een plaats, geschikt voor verzameling van het volk”. Het aardige van deze taalkundig goed te beargumenteren verklaring is dat ze tevens zinvol is, en dan niet alleen in deze dagen van het Oud Limburgs Schuttersfeest natuurlijk.
Nog steeds immers kent Dieteren als voornaamste monument uit zijn verleden de Koppelberg. Het ontstaan van deze motteheuvel gaat terug tot ver in de Middel-eeuwen, wel tot de tijd van de Noormannen. Andere mottes in deze omgeving waren er bijvoorbeeld te Sittard, Limbricht, Guttecoven, maar ook over de huidige landsgrens te Stokkem en Millen. Deze kunstmatige heuvels ontstonden doordat men rond een bestaande Frankische hoeve grachten groef ter beveiliging. Van de grond die ter beschikking kwam werd een heuvel opgeworpen, waarop een versterkte (houten) toren werd gebouwd. Daar zocht de bevolking uit de direkte omgeving haar toevlucht bij oorlog en overstroming: in de ware zin van het woord een plaats geschikt voor de verzameling van het volk. Nog in ander opzicht zou deze heuvel tot vergaar- en vergaderplaats voor het volk worden. Uit later eeuwen weten we dat de mankamer onder de Eik, de leenkamer van het adellijk huis Dieteren er zetelde. Er werd recht gesproken, geschikt en beschikt. Waar we dus wel kunnen aannemen dat er tenminste eind negende eeuw een hoeve Dieteren was met alles wat er aan behuizingen bij hoorde, blijft het mogelijk dat het gebruik van de plaats als zetel van een mankamer op hogere ouderdom wijst. Mogelijk is er sprake van een Salisch-Frankische gerechtsplaats, zoals dat het geval is bij het aan de overkant van de huidige Maasbedding gelegen Nuchelen.

Verre Geschiedenis
Dat er te Dieteren sprake geweest is van zeer vroege bewoning, is vrijwel zeker; daarvoor zijn de parallellen met het Romeinse kadastrale systeem te opvallend. Ook hier moeten we het bij een aanduiding laten. Het Romeinse kadaster kende een vastliggende richting van 42 graden met de klok mee ten opzichte van onze
noordpijl (respectievelijk loodrecht daarop 132 graden), en een meeteenheid van 710 meter. Op de lijn met de richting 132 graden waarop het Heerestraatje, zoals de naam zegt een restant van een oude legerweg, gelegen is treffen we vanaf de tegenwoordige rondweg precies de Maaseikerweg tot aan het wegkruis bij het begin van de Kerkstraat. Verder op diezelfde lijn de Dieterdermolen, het oude voetpad vandaar naar Oud-Roosteren en de nu op het Julianakanaal doodlopende weg van Oud-Roosteren naar Roosteren: klaarblijkelijk een Romeinse verbindingsweg tussen de heirbanen links en rechts van de Maas. Wie de moeite neemt een oude kaart in dit opzicht te bestuderen zal tot veel meer onthutsende bevindingen komen. Bekend is bijvoorbeeld dat wegkruisen als markering van overoude kruispunten dienden. Wanneer we nu een lijn door de nu helaas vervallen Koppelhoeve trekken met de richting 42 graden en deze de Koppelberglijn noemen vindt daarop het wegkruis Kröpke zijn plaats. Het wegkruis Kantj is dan gelegen op de lijn 710 meter noordwestelijk, en het Hofmanskruis op die 710 meter zuid-oostelijk van die Koppelberglijn. Ook hebben de Kerkstraat bij de Oude kerk en de Langenakkerweg exakt die richting van 42 graden. Aan deze konstateringen zouden vele andere toe te voegen zijn om aan te tonen dat er te Dieteren en omgeving Romeinse kolonisatie moet hebben plaatsgevonden.

Vanaf 1204
De geschreven geschiedenis van Dieteren begint in 1204. De veronderstelling dat een schenking van keizer Frederik Barbarossa uit 1168 en een aantal daarmee samenhangende oorkonden betrekking zouden hebben op Dieteren is onjuist gebleken. Maar vanaf die tijd zijn de bronnen dan ook redelijk voorhanden. Ook vanwege de grote verscheidenheid in schrijfwijzen geven we een opsomming van de vindplaatsen tussen 1200 en 1300: 1204 Dirte (-Ditre), 1213 Dithirn, 1219 Dieter/Dithere, 1224 Ditheren, 1225 Dithern, 1230 Ditern/Diteren, 1241 Dyter, 1243 Ditren/Diethern, 1260 Ditren/Dieterne, 1263 Dytere, 1283 Dytren, 1284 Ditren, 1287 Dyetere, 1294 Ditheren. Zestien verschillende schrijfwijzen in nog geen eeuw tijd.
De glanstijd uit het verleden van Dieteren is de dertiende en veertiende eeuw. Het dorp en omgeving vormen dan de heerlijkheid Dieteren. Aan het hoofd staat de heer, in deze eeuwen behorend tot het adellijk geslacht dat zich “van Dieteren” noemt. Hij oefent de heerlijkheidsrechten uit en is de bezitter van het territorium, deels als eigendom, deels als leengoed van anderen. Hij is het die recht spreekt, ook over leven en dood (op Sjččlberg - schedelberg stond de galg), de schout benoemt, het woudrecht en visrecht bezit, eigenaar is van de dwangmolen en munten laat slaan. Als heer woonde hij in, zoals het in 1260 genoemd wordt, zijn “curia Ditren”, d.w.z. zijn versterkte leenhoeve, ter plekke ongeveer van wat vandaag de dag over is van de Koppelhoeve.
De heer ook was de voorzitter van de mankamer van Dieteren, een beherend college van vertrouwen, die waakten over de omvangrijke rechten en vooral goederen van de heerlijkheid. Behalve. een aantal hoeven in de direkte omgeving zoals Baakhoven, Beuningen, de Hoof, Louwe, Kalenhof, IJzerenbos, behoorden er ook verder verwijderde kompleksen toe zoals te Veldwezelt bij Lanaken, te Vissersweerd/Elen, te Bilsen, en ook bij voorbeeld te Asselt/Swalmen, te Molradel/ Elmpt en in het Elmpterwoud.
De heerlijkheid Dieteren zal tot stand gekomen zijn vanuit Heinsberg, oorspronke-lijk als voogdijgebied voor de abdij Susteren, waarover de heren van Heinsberg voogd waren. Het feit dat de heer van Dieteren in het bezit was van een typisch voogdijrecht als het koppelrecht, d.i. het recht op de gemeenschappelijke weiden, (de koppelweiden waaraan Koppelberg en Koppelhoeve hun naam ontlenen) wijst daarop. Ook het aandeel van de heer van Dieteren van telkens een derde bij alle opgelegde boeten en het feit dat hij de burgers van Susteren ten strijde kon roepen als zijn “curia Ditren” in gevaar was, zijn aanwijzingen daarvoor.
De eerste heer van Dieteren die we in de oorkonden tegenkomen droeg de naam Winrik. Hij was de heer van Dieteren in de eerste helft van de dertiende eeuw. Niet qua geboorte, maar op grond wel van een huwelijk met een dochter uit het huis Heinsberg. Zelf was hij een telg uit een van die oeradellijke families uit de omge-ving van de hertog van Limburg, aan wie ook zijn vrouw verwant was. Als zijn grootvader zien we Winrik III van Walcourt, naar wie Winand van Houffalize, ge-huwd met Beatrix van Walcourt en o.a. ook heer van Gronsveld, een van zijn zonen, de latere grondlegger van het huis Dieteren, Winrik noemde. Winrik van Dieteren op zijn beurt noemde zijn oudste zoon naar diens grootvader Winand. Deze Winand wordt de tweede heer van Dieteren. Van hem zijn twee zonen bekend, Dirk en Gozewijn, en een dochter Gertruud. De oudste zoon Dirk volgt zijn vader aanvankelijk op maar overlijdt tussen 1316 en 1320 kinderloos. Zijn broer Gozewijn wordt heer van Dieteren. Hij had weer een zoon Winand die huwde met Ida van Baakhoven, en die tussen 1340 en 1348 kort heer van Dieteren is geweest. Als deze overlijdt komt het huis Dieteren aan de nakomelingen van bovengenoemde Gertruud van Dieteren.
Van haar zoon Johan van Dieteren te Veldwezelt kennen we drie mannelijke na-komelingen, Winand, Johan en Gozewijn. De tweede zoon Johan was de grootvader van de Johan van Dieteren die in 1408 optreedt als heer van Vissersweerd. De heerlijkheidsrechten op Dieteren komen aan de oudste zoon Winand, vader van Daniel van Dieteren, schepen van Maastricht en van weer een Winand, die als Jonker Winand als laatste van zijn geslacht in de Dieterse leenregisters voorkomt. De heerlijkheidsrechten op Dieteren, althans wat daar rond 1400 nog van over was, werden rond die tijd overgedaan aan de hen verwante Nicolaas Hoen heer van Hoensbroek, die in 1419 voor het eerst voorkomt als leenheer van de leengoederen van Dieteren. Daniel en Jonker Winand hadden nog een zuster, de moeder van Winand Moers te Veldwezelt. In deze tak heeft de naam Winand zich eeuwen voortgezet: in 1575 treffen we nog een Winand Moers aan als bezitter van de laathof Dieteren te Veldwezelt.

De leenkamer van Dieteren ging van Nicolaas van Hoensbroek over op zijn zoon Johan, heer van Hoensbroek tot 1447. Deze was de grondlegger van het geslacht Hoensbroek, linie Velroux-Plainevaux, waaruit ook de afsplitsing Hoen van Ter-veurt. Van deze tak van de Hoensbroeks gingen de rechten in 1621 bij de dood van Reinier Hoen, zoon van Rolman, over op Otto Schenk van Nideggen. Zijn dochter Elisabeth, erfvrouwe van Dieteren, huwde Hans Frederik van Calcum Lohausen. Door het huwelijk met hun dochter Catharina werd Willem Schilling van Gustorf heer van Dieteren. Diens kinderen verkochten hun rechten en goederen te Dieteren in 1781 aan Jean Paul de Plevits, die door huwelijk met Agnes Sibilla Craghs alias Schoolmeesters ook al heer te Roosteren was.
Zijn zoon Georg Jacob noemt zich De Plevits tot Pietersheim en Dieteren. De heerlijkheidsrechten op Dieteren zullen zeker niet ontkomen zijn aan de verbeurd-verklaring door de Franse Revolutie. Na het uitsterven in mannelijke lijn van de familie De Plevits (een vrouwelijke linie vindt voortzetting in het geslacht Barbou van Roosteren) treffen we de oude zetel van de leengoederen, de Koppelhoeve, aan in bezit van de familie Schoolmeesters. Anna Maria Schoolmeesters huwde met Lambert Schulpen, bij oudere Dieterdenaren zeker nog bekend als “Bert oette Koppel”.

Gelder of Gulick
De heerlijkheid Dieteren kende van oudsher enig verband met Gelder en Valken-burg. De oudste vermelding van Dieteren in 1204 hebben we juist te danken aan het feit dat graaf Otto I van Gelder het een en ander regelt met de bisschop van Luik, o.a. over goederen te Dieteren. Een schoonzoon van Otto I, Adolf I van de Mark, zondert zijn bezittingen die aangeduid worden als “de Ditren” in 1243 juist uit van verkoop als hij goederen uit zijn Kriekenbeekse erfenis van de hand doet. Deze Kriekenbeekse bezittingen zullen van Adolf I zijn overgegaan op zijn zoon Engelbert, die rond 1265 huwde met Elisabeth van Valkenburg, dochter van Dirk II van Valkenburg, en via de gemeenschappelijke grootvader Dirk I nicht ook van Winand Winrikszoon, heer van Dieteren. De Valkenburgers kregen greep op de Dieterse goederen en rechten, onafhankelijk van Gelder. In de veertiende eeuw verheffen de dynasten van Valkenburg dan ook alleen Susteren te Gelder. De bedoelde bezittingen volgden de lotgevallen van het huis Valkenburg.
In 1381 is Winand van Dieteren getrouwe van Wenzel van Bohemen, echtgenoot van hertogin Johanna van Brabant, in diens hoedanigheid van heer van Valkenburg. En in 1395 wordt een laathof (!) Dieteren verheven voor Reinoud van Born/ Susteren/Sittard, de laatste mannelijke telg uit het huis Valkenburg, die een jaar later komt te overlijden. Het “Valkenburgse Dieteren” zal dus begrepen zijn geweest in de verkoop door de verwanten van Reinoud van hun erfenis in het jaar 1400.
Op het eind van de dertiende eeuw blijkt ook Gelder weer het een en ander in de melk te brokkelen te hebben in Dieteren. Vóór 1294 moet de graaf van Gelder een overeenkomst aangegaan zijn met Dirk van Dieteren, want in dat jaar komt Dirk voor op de Gelderse “Loonlijst”. In het kader van de Limburgse Successie-oorlog zal Dirk in ruil voor bescherming wel een deel van zijn soevereiniteit hebben prijsgegeven. Toch merken we de hele veertiende eeuw niets van een band van Dieteren met Gelder. De heren van Dieteren zijn blijkbaar in het bezit van hun rechten gebleven, maar het zal wel gegaan zijn als overal elders: hoe meer de plaatselijke heersers het karakter aannamen van rentenierende heerboeren of gezeten burgers, hoe meer ze voor verdediging en bestuurlijke administratie afhankelijk werden van anderen. Pas in 1403 (na de verkoop van 1400), bij het aantreden van Reinoud IV als nieuwe hertog van Gelder (en Gulik) zien we Johan van Dieteren de heerlijkheid Dieteren plotseling verheffen voor het hof van Gelder. Op dat moment is van de heerlijkheid al niet veel meer over dan de rechten op de leenkamer.
Die verkoop van 1400 is een gekompliceerde zaak. Op 8 december van dat jaar verkopen de erfgenamen van de in 1396 overleden Reinoud van Born/Susteren/ Sittard hun gehele Valkenburgse erfenis aan Willem III, hertog van Gelder en Gulik. Voor zover er leenverband met Valkenburg was, moet Dieteren in de verkoop begrepen geweest zijn, voor zover het soeverein was, of eventueel al eerder banden had met Gelder, niet. Nauwelijks is de verkoop in 1402 afgerond of Willem III komt te overlijden en wordt opgevolgd door zijn broer Reinoud, die in 1423 eveneens kinderloos sterft.
Intussen is voor Susteren sinds 1412 de rampzalige periode van verpanding aan het huis Meurs ingetreden. Dieteren is niet bij deze verpanding betrokken geweest: in 1432 en 1456 werd het door vertegenwoordigers van het huis Hoensbroek verheven te Gelder. Als in 1423 de personele unie tussen Gelder en Gulik verbroken wordt en in Gulik het huis Berg en in Gelder het huis Egmond aan het bewind komt, wordt de toestand pas echt ingewikkeld omdat men ten aanzien van deze regio niet precies weet of en in hoeverre ze Gelders of Guliks is. Zo wordt door de erfgenamen van het Gulikse deel in 1423 een regeling getroffen met Frederik van Meurs aangaande de verpanding. Maar als deze in 1449 sterft en de verpanding moet overgaan naar zijn zoon Vincent van Meurs, wordt dit prompt aangevochten door de hertog van Gelder !
De krachtige hertog Willem IV van Gulik en Berg maakt in 1494 en volgende jaren een eind aan de onoverzichtelijke toestand. Blijkbaar omdat hij niet gerechtigd is de verpanding door afkoping op te heffen omdat niet duidelijk is wie pandheer is, neemt hij het pandschap over van het huis Meurs (Van Wied), aldus nogmaals de juridische status van het gebied buiten beschouwing latend. Hij is het die administratief-bestuurlijk het Gulikse ambt Born formeert, waarbij Dieteren, hoewel het een eeuw lang zijn eigen weg ging in leenverband van Gelder, en op alleszins discutabele gronden, eenvoudigweg werd ingelijfd. Vanaf die tijd maakt Dieteren deel uit van het Gulikse ambt Born, ook als Gulik in 1511 aan het huis Kleef komt en als in 1539 Willem V aan het bewind komt. Als Willem de Rijke brengt deze het tot hertog van Gulik en Gelder, Kleef en Berg, graaf van de Mark en Ravensberg, en heer van Ravenstein. Hij komt in konflikt met keizer Karel V, omdat die aanspraak maakt op Gelder. Bij de vrede van Venlo moet Willem Gelder afstaan aan Karel V. En weer ontstaat er onenigheid over de status van onze regio: Guliks of Gelders? Omdat de ingestelde kommissie van juristen er na maandenlange studie ook niet meer uitkomt, wordt besloten tot handhaving van de status quo: bestuurlijk-administratief blijft Dieteren Guliks en zal dat blijven tot aan de Franse Revolutie ..... Maar in datzelfde jaar 1544 wordt Dieteren opnieuw verheven te Gelder, en ook dit zal zo blijven tot aan de komst van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.

St.Stephanus
Een andere broederschap, die rond Sint Steven, de oorspronkelijke patroon van Dieteren, heeft ergens in dit tumultueuze verleden vorm gekregen en zowel Gelder en Gulik, als de Franse Revolutie overleefd. Met haar schutterij “St. Stephanus” schrijft zij op 7 juli 1985 een gedenkwaardige pagina in het boek van Dieterens verleden.

Drs. G.W.W. van den Bergh







Heeft U een suggestie of opmerking, mail naar info@deetere.nl